Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2007  Trenke Riksten

Een verhaal liegt niet - Trenke Riksten

Door een luid toeterende auto schrikt hij op uit zijn gedachten. Instinctief trapt hij op de rem. Dit blijkt het juiste besluit: een van rechts komende gele Peugeot passeert hem rakelings. De bestuurder kijkt hem nors aan. Hij moet zich gaan concentreren op het verkeer, als hij geen ongelukken wil veroorzaken. Het is fictie!... Toch?
Hij parkeert de grijze Volvo op de oprit, stapt uit, en opent met zijn sleutel de voordeur van de twee-onder-een-kapwoning. Zijn vrouw heeft de auto al zien aankomen, en komt aanlopen.
‘Ha Jan, je bent er!’ Ze kijkt hem onderzoekend aan. ‘Is er iets?’
Lieve Elsa, even opmerkzaam als altijd.
‘Ach nee, er is niet echt wat, alleen...’ Hij hangt zijn jas aan de staande kapstok, en geeft Elsa een zoen. ‘Nou ja, er is vandaag een verhaal bij de redactie binnengekomen, en daar ben ik eigenlijk wat onrustig over.’
Elsa fronst haar wenkbrauwen. ‘Hoezo?’
‘Het gaat over iemand die zelfmoord wil plegen, en het laat me niet los. Het is in de ik-vorm geschreven, en in de eindzinnen treft de schrijver de laatste voorbereidingen.’
‘En het verhaal laat je niet los omdat...?’
‘Het is zo gedetailleerd geschreven. De schrijver gaat bijvoorbeeld naar verschillende drogisterijen en supermarkten, die hij bij naam noemt, om de benodigde hoeveelheid paracetamol te kopen; hij koopt de pillen met opzet niet bij één drogisterij, om geen achterdocht te wekken. Wat als deze inzending eigenlijk een schreeuw om hulp is?’
Elsa zet borden met eten op de eikenhouten eettafel. Ze heeft al opgeschept: biefstuk, puree en sperziebonen, zijn lievelingseten. ‘De ingezonden verhalen zijn toch altijd verzonnen?’
‘Ja, dat zeg ik ook steeds tegen mezelf, en dat is meestal ook het geval. Maar stel dat dit geen fictie is? Als ik dit als ieder ander verhaal beoordeel, en later blijkt de schrijver zelfmoord gepleegd te hebben, dan vergeef ik mezelf nooit.’ Jan slaakt een zucht.
‘Schat, als je het echt zo voelt, dan moet je wellicht actie ondernemen.’ Elsa gaat aan tafel zitten, en vouwt haar handen samen voor het gebed.

Na het eten neemt Jan plaats op de bureaustoel achter zijn computer, die in de open keuken in een computerkast staat. Zijn bord met eten staat, nauwelijks aangeroerd, op tafel – hij was meer bezig met Elsa over het verhaal te vertellen, dan met eten. Hij heeft het verhaal op het werk uitgeprint. De titel, ‘Afscheidswoord’, verraadt eigenlijk al hoe het zal eindigen, wat natuurlijk een beetje jammer is, maar hij vindt het op zich goed geschreven. Op een knappe manier speelt de schrijver met het heden en verleden. In flashbacks wordt een samenvatting van het ellendige leven van de ik-persoon gegeven. Jan heeft Elsa enkele zinnen voorgelezen. Samen hebben ze besloten dat het het beste zal zijn om er eerst achter proberen te komen wie het verhaal heeft geschreven, en dan te bedenken wat daarna handige stappen zijn.
‘De drogisterijen en supermarkten worden bij naam genoemd, hè? Wordt de naam van de persoon, of van zijn woonplaats ook genoemd?’ vraagt Elsa, die rechts van hem, op een stoel van de eethoek, meekijkt naar de computer.
‘Goed punt, dat is een natuurlijk dé manier om te beginnen met zoeken. In een flashback wordt de ik-persoon inderdaad een keer bij zijn naam aangesproken, en het hele verhaal speelt zich af in Alkmaar.’ Jan surft naar de nationale telefoongids, en raadpleegt de printjes. ‘Wirt, Alkmaar.’ Hij typt de namen in bij ‘Wie zoekt u?’ en ‘Waar?’ en klikt op ‘Vind’. De site geeft geen vermeldingen.
‘De verhalen komen toch altijd via de mail binnen? Vanaf welk mailadres is ‘Afscheidswoord’ ingezonden?’
Hij leest wat er achter ‘From’ staat in de printjes. ‘Vanaf een standaard hotmailadres, dat lijkt te bestaan uit een naam en gewoon apestaartje hotmail punt com. Ik kan natuurlijk kijken of er iemand met die naam in Alkmaar woont.’
Hij verandert de naam bij ‘Wie zoekt u?’ en klikt weer op ‘Vind’. Eén hit. Zal hij bellen?
‘Kun je me de telefoon aangeven?’
Terwijl Elsa opstaat om de telefoon te halen, voelt Jan het bloed naar zijn hoofd stijgen. Hij merkt dat zijn vingers vochtige vlekjes veroorzaken op de telefoon, als hij die van Elsa aanneemt. Kom op nou! Hij toetst de nummers in die de website hem gegeven heeft, en zet de telefoon op ‘speaker’. Aan de andere kant van de lijn gaat een telefoon over... Eén keer... Twee keer... Drie keer... Dan wordt er opgenomen door een vrouwenstem. Hij laat zijn adem ontsnappen, en beseft dat hij de vrouw niet eens goed heeft verstaan.
‘Goedenavond, u spreekt met Jan Spik, redacteur van de site ‘Woordenstroom’. Heeft u vandaag een verhaal voor de prozawedstrijd ingestuurd?’
‘Uh... Ja...’ De vrouwenstem klinkt argwanend. ‘Hoe komt u aan dit nummer?’
‘Ik heb het opgezocht op het internet...’ Koortsachtig denkt hij na. Wat moet hij nu zeggen? ‘Mag ik u vragen hoe u op het idee bent gekomen, om ‘Afscheidswoord’ te schrijven?’
Stilte.
Hij kijkt Elsa aan, vraagt haar met zijn ogen wat hij moet doen. Ze haalt haar schouders op.
Dan zegt de vrouw weer iets. ‘Ruim een half jaar geleden heeft mijn broer zelfmoord gepleegd. Het verhaal vertelt min of meer zoals ik denk dat zijn laatste dag verlopen is. Ik denk eigenlijk dat ik het heb geschreven, als onderdeel van mijn verwerkingsproces. Maar mag ik u wat vragen? Ik vind het namelijk nogal raar, dat u me over mijn verhaal belt, en dat u daar zelfs mijn telefoonnummer voor opzoekt. Waarom doet u dat? Toch niet om me te vragen hoe ik op het idee ben gekomen?’
Hij zegt het meest logische wat in hem opkomt: ‘Nee hoor, dat vroeg ik alleen, omdat ik daar zelf benieuwd naar was. Ik bel, omdat ik u graag persoonlijk wil feliciteren. ‘Afscheidswoord’ is zo levensecht en meeslepend geschreven, dat u deze ronde de prijs voor de beste inzending wint!’

Een verhaal liegt niet © Trenke Riksten

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2007  Trenke Riksten