Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2010  Sandra Israël

Lichtpunt - Sandra Israël

‘Lennart, ik zit klem!’ De man hoort de paniek in haar stem en draait zich om. Daar staat zijn vrouw, ingeklemd tussen twee golfbrekers. ‘Ik zit klem,’ zegt ze weer en tranen wellen op in haar ogen.
Bevallig had Lena zich tussen de palen door willen wurmen. Maar bevallig bestaat niet als je 150 kilo weegt.
‘Doe niet zo mal,’ zegt hij, maar het geluid van zijn stem verwaait met de zilte zeewind. ‘Ik kan geen kant meer op,’ huilt ze. Haar schoenen verdwijnen in het zand.
De wind grijpt haar lange haar en plakt het tegen haar natte wangen. In de verte ruist de zee.
‘Jij duwt met je voeten en ik trek aan je arm,’ is het advies van haar man. Ze duwt uit alle macht. ‘Au. Stop!’ roept ze als Lennart aan haar arm trekt. ‘Het doet pijn en het werkt niet. Ik kom alleen maar meer klem te zitten.’
Even kijkt Lennart besluiteloos naar zijn vrouw. Zoals ze daar staat, ingeklemd tussen twee palen. Hij zou heel boos willen worden. Waarom wilde ze lopen, kon ze niet in haar scootmobiel blijven zitten? Hij kijkt naar haar natte wangen. De gezonde kleur die haar gezicht heeft, alleen al door dit uitstapje. Dan krijgt medelijden de overhand. Zoals altijd. ‘We bedenken wel iets,’ blijft hij positief, maar zijn stem klinkt mat.
‘Kan ik helpen?’ vraagt een voorbijganger. Hij laat zijn blik over de vrouw gaan. ‘Misschien,’ antwoordt Lennart. ‘Mijn vrouw zit klem. Geen beweging meer in te krijgen.’ Even lijkt het alsof de man in lachen uitbarst, maar dan zegt hij ernstig: ‘Ik zal iemand halen.’ Hij is verdwenen, voordat Lennart en Lena iets kunnen zeggen.
Wandelaars kijken nieuwsgierig naar het tafereel op het strand. Meeuwen scheren laag over de aanrollende zee. Af en toe verdwijnt de zon achter een wolk.
‘Ik krijg het koud,’ klaagt Lena. Lennart probeert haar jas om haar heen te slaan. Slechts een kant van haar lichaam kan hij er mee bedekken.
‘Wordt het vloed?’ vraagt Lena angstig. ‘Ja, het water komt op,’ geeft ze zelf al antwoord. ‘Zie je dat. Wat als het water hoger komt en ik sta hier nog?’ ‘Dat zal niet gebeuren,’ verzekert Lennart. Bezorgd kijkt hij om zich heen.
Langzaamaan wordt het stil. Alleen de zee komt bulderend dichterbij. ‘Het is al half zeven,’ zegt Lennart ineens, ‘ik denk dat die man niet meer terugkomt. Misschien moet ik zelf hulp gaan halen.’
‘Nee, laat me niet alleen,’ roept Lena uit. ‘Straks komt het water zeker al over mijn voeten.’
‘Maar we kunnen niet blijven wachten. Ik moet hulp halen.’
‘Wacht nog even,’ smeekt Lena. ‘Over een uur kan het altijd nog.’
Lennart ploft in het zand en leunt met zijn rug tegen de golfbreker. De schelpen en het gedroogde zeewier dat zich door de jaren heen aan de paal heeft verzameld, brokkelen af. Naast hem sluit Lena de ogen. Haar borst doet zeer van de druk van de paal. Haar armen en benen voelen als van lood en haar onbedekte arm is koud. Het liefst zou ze heel hard huilen. Ze voelt zich ellendig, moe en koud. De schaamte over haar overgewicht is nog nooit zo groot geweest als op dit moment.
Ineens begint Lena heel hard te lachen. Geschrokken kijkt Lennart naar zijn vrouw. Lena buldert, zo hard, dat zelfs de aanstormende zee het geluid niet kan overstemmen.
‘Dit is nog erger dan die keer…’ Een gierende uithaal belemmert haar verder te spreken. Ze hikt en proest. ‘… dat ik midden in het restaurant door de stoel zakte.’ Lennart glimlacht voorzichtig. Niet helemaal zeker van de vrolijkheid van zijn vrouw. ‘Ik trok zelfs het tafelkleed mee,’ giert Lena. ‘Je zat onder de spaghetti’, merkt Lennart op, nog steeds op zijn hoede.
‘Of die keer in het pashokje. Toen ik dat shirt niet meer uitkreeg’, lacht Lena zuur. ‘De verkoopster heeft het ding helemaal aan flarden moeten knippen.’
Een snik welt op uit haar keel. Is het een nawee van de lachbui? Lennart houdt zijn vrouw in de gaten. Het lijkt wel alsof ze hem vergeten is en tegen de golfbreker voor haar praat.
‘En die keer, twee jaar geleden in het pretpark. Ik mocht vanwege mijn overgewicht niet in de achtbaan.’ Tranen rollen nu weer over Lena’s wangen. ‘Voor de ogen van alle mensen verzocht men mij de attracties te verlaten.’
‘Maar weet je wat het ergst van alles is’, gaat Lena verder, ‘dat ik na al die ellende nooit iets aan mijn gewicht heb gedaan. Ik hield maar vol dat ik me er goed bij voelde. Ik haat mezelf, Lennart. Kijk me hier nu eens staan. Een dik lijf, klem tussen twee palen. Misschien heb ik het verdiend, dat de golven over me heen spoelen. Zelfs dat zal nog een hele klus worden’, schampert ze.
Even is het stil, op het bulderen van de zee na, die ondertussen op een paar centimeter van haar voeten genaderd is. ‘Ik ga hulp halen’, beslist Lennart. Hij is weg voordat zijn vrouw kan protesteren.
Voorzichtig draait Lena haar hoofd. Ze ziet enkel een stukje strand. Het schemert en er is geen mens meer te bekennen. De golven rollen af en aan. Ze probeert te bepalen hoe hoog de zee bij vloed komt te staan. Zal ze onder water verdwijnen?
Lennart is beter af zonder mij, bedenkt ze. Hij heeft een dagtaak aan de verzorging.
‘De scootmobiel’, roept ze ineens verschrikt. Het ding staat een eindje verderop. Ze wilde per se een stuk lopen. ‘Hopelijk staat het apparaat er nog.’
Het zeewater spoelt over haar voeten en kou trekt door haar lichaam. ‘Lennart’, roept ze, maar haar stemgeluid gaat op in het ruisen van de zee. ‘Lennart, kom terug!’ Haar stem is het enige dat ze nog kan gebruiken. Haar armen en benen zijn gevoelloos. De wind blaast haar haren voor haar ogen en het water reikt al tot over haar enkels. ‘Lennart, kom terug!’ schreeuwt ze in paniek. ‘Ik wil niet sterven.’
Ineens dringen haar woorden in de volle omvang tot haar door. Natuurlijk wil ze niet sterven, maar als ze door gaat haar lichaam niet serieus te nemen, ontneemt ze zich iedere kans deel te nemen aan het leven. 
Lena sluit haar ogen en ziet zichzelf zoals ze vele jaren geleden was. Een vrolijke jonge vrouw, niet slank, maar ook niet dik. Wat waren zij en Lennart gelukkig, wilden alleen maar bij elkaar zijn. Hun doel was een gezin te stichten. Maar dat was teveel gevraagd en dat werd haar probleem. Alles hadden ze er aan gedaan om die ene eicel en zaadcel succesvol bij elkaar te krijgen. Soms waren de onderzoeken zo gênant. Zelfs Lennart onderging het gelaten.
De medicijnen hielpen niet. Ze werd alleen maar dikker. En toen ze over het punt van schaamte heen was, propte ze zich vol. Waarschuwingen in de wind slaand. Van hun lichte vrolijke bestaan bleef niets over.
Flarden muziek waaien over het strand. ‘Een feestje,’ denkt ze bitter. Het zwanger willen worden had zo bezit van haar genomen, dat er voor plezier geen plaats meer was. Vrienden haakten af. Ook familieleden zag ze zelden. En het ergste was, ze sleurde Lennart hierin mee. O, ze gaf hem wel de keus, hoor. Maar hij koos altijd onvoorwaardelijk voor haar.
Het koude zeewater slaat tegen haar bovenbenen en druppels zout water spetteren in haar gezicht. Ze rilt. Het water stijgt snel en het dringt tot haar door, dat de zee uiteindelijk over haar heen zal spoelen. Zonder genade. Zou dit dan het einde zijn?
‘Ik zal mijn leven beteren!’ roept Lena ineens. Het klinkt als een belofte, maar aan wie? 
Plotseling is het duidelijk. Ze moet zichzelf redden. Het zeewater komt al op buikhoogte. De golven spatten uit elkaar tegen de golfbrekers. Ze is helemaal nat en koud en de jas is van haar afgespoeld. Haar benen zijn stijf, maar ze plant haar voeten stevig in het zand. Duwt uit alle macht. Bij ieder golf die tegen de paal slaat, probeert ze mee te deinen in de beweging. Ze duwt met beide handen op haar buik, houdt haar adem in en trekt haar buik naar zich toe. Bij de volgende golf voelt Lena dat ze iets verschuift. Haar rug schaaft langs de paal. De volgende golf spoelt al over haar heen, maar Lena geeft niet op. Ze strekt haar benen, duwt en ineens voelt ze dat ze met de stroom meegenomen wordt. Ze drijft, de druk op haar rug en buik is weg.

‘Lena! Hoor je me.’ Langzaam opent ze haar ogen. Een zwaailicht hult het strand in een geheimzinnig blauw schijnsel. Naast haar zit Lennart. Ineens weet Lena weer wat er is gebeurd en ze huilt. ‘Wij nemen uw vrouw voor onderzoek mee naar het ziekenhuis,’ zegt een stem.
Handen betasten haar lichaam, proberen haar omhoog te sjouwen. ‘Is het mogelijk, dat u zelf op de brancard gaat liggen,’ vraagt de stem vriendelijk. Ze hijst zich overeind en gaat op de brancard liggen, die kraakt onder haar gewicht. Als ze ligt, trekt ze Lennart aan zijn jas naar zich toe en fluistert: ‘Vanaf vandaag wordt ons leven lichter.’

Lichtpunt © Sandra Israël

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2010  Sandra Israël