Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2004  Sammy Jo Henraath

James & Quincy - Sammy Jo Henraath

De lucht is zo donker als de veren van een kraai. De wind giert als een bezetene om de oren van James heen. Een donderslag klinkt. James schrikt wakker en kijkt de pikzware lucht in. De miljoenen regendruppels vallen op zijn lichaam neer. James knijpt zijn ogen dicht en rilt even bij het gevoel van de ijskoude wind die over zijn gezicht waait. Hij blaast wolkjes met zijn nog wat warme adem. Pijnlijk en moeizaam tast hij met zijn hand naar zijn broekzak. Met zijn trillende hand haalt James zijn mobiel uit zijn zakken. Hij moet haar bellen, denkt hij. Anders loopt het nog verkeerd af met hem. Zijn trillende vingers van zijn ene hand klemmen zich om het mobieltje terwijl hij bibberend wat nummers intoetst. De kiestoon verdwijnt en de telefoon gaat over. Rillend van de kou wacht James ongeduldig. Maar dan, bijna onopmerkzaam, verschijnt er een hele kleine glimlach op zijn gezicht. De telefoon wordt opgenomen.
‘Hallo, met Quinty.’
‘Hoi, met Jam… Jamie.’
‘O hoi, Jamie,’ klinkt Quinty heel enthousiast. ‘Hoe is ie?’
‘Quinty, je … je moet me helpen.’ James hoest hevig in de telefoon.
‘Nou als het gaat om verkoudheid, dan moet je gewoon wat melk met honing nemen. Helpt bij mij altijd.’ Maar James luistert niet. Hij kijkt verbaasd naar zijn mobiel die onder de bloedspetters zit. Het is net zichtbaar in het magere maanlicht. Angstig beweegt hij zijn hand naar zijn mond en veegt hem af. Zijn hand zit nu ook onder het bloed. Nog meer trillend dan eerst brengt hij weer zijn telefoon naar zijn oor en fluistert dan hees: ‘Quinty, help me, ben.’ Er valt een stilte. James haalt schokkend adem, hij krijgt bijna geen lucht. ‘Ben … bij … park.’ James hoest nog eens diep en laat dan zijn mobiel uit zijn handen vallen. Hij rolt met zijn ogen, terwijl hij met moeite probeert adem te halen en laat dan langzaam zijn hoofd op de grond zakken. Zijn haren, doorweekt van de regen, vallen langs zijn gezicht op de natte en vuile grond. Zonder zich te bewegen blijft James akelig stil liggen. Volledig aan zijn lot overgelaten.
‘Jamie, James, ben je er nog?’ Quinty begint in paniek te raken. Wat zei hij nou. Iets van: ben in het park of zo. Zou er iets aan de hand zijn, denkt ze. O nee, hij zit in de problemen. Ze kan maar beter wat warms aantrekken en James gaan zoeken. Wie weet wat er allemaal met hem gebeurd is … of nog kan gaan gebeuren. Helemaal over de rooie loopt, nee rent, Quinty in haar pyjama haar kamer uit en de trap af. Ze schiet in haar dikke winterjas en trekt gauw haar gympies aan. Ze stopt de veters in haar schoenen, ze heeft nu echt geen tijd om ze uitgebreid te staan strikken. Niet nu James haar hard nodig heeft. Ze voelt even of ze haar huissleutels bij heeft, ze kan dadelijk maar beter niet voor een gesloten deur staan. Quinty opent de voordeur en loopt naar buiten. De koude wind waait door haar pas gewassen haren. Brrrrr, dat is koud, met een natte kop door de gierende november wind lopen met je pyjama aan. Verscholen in haar jas rent ze richting het park. Wie weet is James wel door een bus aangereden of hij is beroofd. Of in elkaar geslagen door een bende. Quinty bedenkt de gekste dingen die haar beste vriend zou kunnen overkomen. Quinty was altijd al een beetje verliefd op James geweest en ze wist dat hij een beetje op haar verliefd was. Maar verkering, nee, daar kenden ze elkaar te goed voor. Hé daar ligt James, schreeuwt Quinty in zich zelf. Ze rent naar hem toe en knielt bij hem neer. Ze gaat per ongeluk op zijn mobiel zitten en ze pakt hem op. Ze schrikt. Het mobieltje zit onder de donkere spetters. Ze houdt hem even in het maanlicht en ziet een rode kleur, bloed, bloedspeters. Wanneer ze weer naar James kijkt ziet ze nu dat ook zijn mond er mee vol zit. Dit kan echt niet goed zijn, wat moet ze nou in hemelsnaam doen? Ze stopt de mobiel in haar zak en legt een arm onder James’ nek. ‘Jamie, ik ben het Quinty. Word wakker,’ fluistert ze in zijn oor. Waarom wordt hij nou niet wakker, vraagt ze zich af. Ze beweegt zijn hoofd wat op en neer en knijpt hem zachtjes in zijn arm. James blijft stil liggen en reageert niet. Quinty begint nu echt in paniek te raken. Hij ligt er te stil bij naar haar zin. Ze kan hem hier niet laten liggen. Hij bevriest nog in dit weer. Dan begint James wakker te worden en kruipt in elkaar van de pijn. Pfff, hij is tenminste bij kennis. Maar waarom heeft hij zo’n pijn? James hoest hevig en bloedspetters verschijnen op zijn lippen. Ze vallen op de jas van Quinty. Bloed? Quinty ziet het niet goed omdat het nog steeds te donker is. Ze moet hem naar haar huis brengen. Ze kan hem toch niet hier laten liggen. Maar ze kan hem nooit in haar eentje optillen, daar is hij veel te zwaar voor. ‘Jamie, luister even,’ fluistert ze. ‘Ik wil je naar huis brengen, maar je moet even meewerken. Ik leg je arm om mijn schouders en als je dan probeert op te staan lopen we stap voor stap naar mijn huis.’ Maar James geeft niet echt antwoord, maar blijft in elkaar gekropen op de grond liggen. Hij is vast te moe om te reageren, denkt ze. Ze legt gewoon zijn arm om haar heen en ze ziet wel hoe ver ze komen, denkt ze in gedachten. Quinty gaat op haar hurken zitten en legt zijn arm om haar schouders. Dan legt ze haar eigen arm om zijn middel en houdt hem stevig vast. Plots wordt het park gevuld met een harde gil die van James komt. Hij vergaat van de pijn. Van schrik moet Quinty ook even gillen. Nu moet ze doorlopen, dan is James uit zijn lijden verlost, denkt ze. Ze staat te trillen op haar benen. Ze begint langzaam maar toch snel te lopen met James aan haar vast richting haar huis. Nog maar een miljoen stappen. Lange minuten gaan voorbij en in de regen en koude wind loopt Quinty met James stevig door. Dan krijgt James een gigantische hoestaanval. Geschrokken laat Quinty James op de grond zakken en klopt wat onzeker op zijn rug.
‘Jamie, gaat het?’ Er is iets vreselijks met hem aan de hand. Ze zitten beide met hun knieën op de grond. James heeft zijn handen op de grond neergezet en hoest zich een ongeluk. De bloedspetters vliegen in het rond. Bloed, net als op zijn telefoon en zijn mond toen net. Dit kan echt niet goed zijn. ‘Jamie, kun je nog lopen?’ vraagt ze vlug. Met een rood en bezweten voorhoofd schudt hij ja. Quinty slaat opnieuw haar arm stevig om zijn middel. James kreunt hevig. Het zal wel weer pijn doen als ze hem te strak vast houd. Ze vermindert weer haar grip op zijn middel en James legt moeizaam zijn arm om haar nek. Stap voor stap lopen ze door. Samen bereiken ze Quinty’s huis en ze opent de voordeur. Langzaam lopen ze naar binnen. Heel langzaam en voorzichtig legt ze de gewonde James op de bank in de woonkamer neer. Meteen kruipt hij in elkaar van de pijn. De tranen rollen over zijn gezicht. Ze heeft echt medelijden met hem. Ze heeft hem maar heel weinig zien huilen Het is de eerste keer sinds het overlijden van zijn ouders een half jaar geleden. Maar wat moet ze nu doen? Moet ze naast hem gaan zitten en hem troosten of kan ze beter hem vragen wat er is gebeurd? Of? Ja, dat doet ze. Quinty gaat naast James staan en fluistert in zijn oor: ‘Even volhouden, ik ben zo terug.’ Met een vaart loopt ze de kamer uit en sprint de trap op. In haar slaapkamer aangekomen loopt ze naar haar kledingkast. Snel pakt ze een van haar grootste T-shirt en haar grootste joggingbroek en een droge pyjama voor zichzelf. Vlug kleedt ze zich om en maakt haar haren vast in een paardenstaart. Die lange haren van haar kunnen nu beter niet in de weg hangen. Dan pakt ze uit een andere kast een grote deken. Met de spullen in haar trillende handen stormt ze de trap af de woonkamer in. Op de bank ligt nog steeds James te vergaan van de pijn. Quinty gaat naast hem zitten en bekijkt hem eens goed. Daarnet buiten had ze niet de kans gehad om hem goed te kunnen bekijken. Nu schrikt ze een beetje. Een beetje heel erg. Er liggen bloedspetters op zijn kapotte blauwe lippen. De huid rond zijn diepzee blauwe ogen is blauw en paars. Van schrik begint Quinty wat te trillen en veegt de lange bruine loken voor zijn gezicht weg. Ze had nooit gedacht dat ze ooit nog eens door die lange lokken zou strelen. Tenminste niet op zo’n manier. Plotseling doet James zijn ogen verder open en kijkt Quinty recht in haar gezicht aan. Dit is haar kans om te vragen wat er aan de hand is met hem.
‘Jamie, wat is er met je gebeurd?’ zegt Quinty terwijl ze in James’ ogen kijkt. Zijn gezicht is nog steeds drijfnat van de regen, maar ze ziet erdoorheen dat zijn ogen staan te springen om te gaan huilen. Geschrokken zegt ze: ‘Vertel trouwens maar niets, ik hoor het later wel.’ Ze kan het maar beter niet nu vragen. Hij heeft genoeg aan zijn hoofd. Dat kun je wel zien aan die blik in zijn ogen. Dan probeert James langzaam overeind te komen, maar omdat hij volledig is uitgeput en verrekt van de pijn valt hij weer neer in de kussens van de bank.
‘Blijf nou liggen,’ zegt Quinty bezorgt. ‘Je maakt het alleen maar erger dan het is als je je gaat inspannen.’ James knikt begrijpend, maar begint weer hevig te kreunen en bibbert van de kou. Quinty gaat dichter naast hem zitten en maakt de rits van zijn doorweekte jack open. Dan haalt ze hem voorzichtig overeind en doet zijn jas uit en legt hem op de grond. Het gezicht van James vertrekt en Quinty merkt op dat elke aanraking zeer doet. Ze moet dus heel voorzichtig zijn. Zonder een woord te zeggen begint ze de knopen van zijn doorweekte blouse los te maken. ‘Quinty? Wat …,’ fluistert James met zijn hese stem. ‘Ssssss,’ sist Quinty terug terwijl ze een vinger op James’ lippen, die nog steeds blauw zijn, legt. ‘Ik ga je even droge kleren aantrekken. Hou jij je nou maar gewoon rustig. Jij hebt rust nodig. Oké?’ Bijna onopmerkzaam knikt James en de tranen springen opnieuw in zijn ogen. Nu niet alleen van de pijn, maar ook van geluk. Hij boft echt met zo’n goede vriendin. Quinty haalt James nu weer overeind om nu zijn blouse uit te trekken. Ze legt het op de grond. Ze kijkt geschrokken naar James’ armen. Ze zitten vol met schrammen en krabben. Diepe schrammen en krabben. Nu, heel voorzichtig, pakt ze het vochtige T-shirt onder aan zijn buik vast. Maar de kleinste aanraking is zeer pijnlijk en James schreeuwt het uit van de pijn. Quinty schrikt ervan en gespannen trekt ze langzaam het T-shirt verder uit terwijl ze in de ogen van James kijkt waaruit een paar tranen lopen. Als Quinty het T-shirt naast het natte jack en de doorweekte blouse legt buigt James zich voorover en houdt zijn handen op zijn buik terwijl hij jammert van de pijn. Hij heeft daar iets zitten. Hij verbergt iets, denkt Quinty. Voorzichtig pakt ze James’ handen vast en wil ze van zijn buik halen om te zien wat er zo pijnlijk is. Al die tijd hebben Quinty en James niets tegen elkaar gezegd en dan zegt James met een hese stem en een brok in zijn keel: ‘Quinty, nee.’ Quinty leidt haar blik van zijn handen naar zijn ogen en kijkt hem met haar smaragd groene ogen onbeschrijfelijk, vragend en bezorgd aan. ‘Jamie, alsjeblieft?’ Ze blijven elkaar een paar seconden recht in de ogen aankijken. Waarom laat hij haar gewoon niet zien wat daar zit, ze wil hem ook alleen maar helpen. Langzaam haalt James zijn handen van zijn buik af en kleine zilte tranen vloeien uit zijn ogen terwijl hij zich weer achterover op de bank laat vallen en snikkend naar het plafon staart. Quinty kijkt geschrokken naar zijn buik en ziet dat het op een plek in het midden helemaal bont en blauw is. Ze ziet ook dat er een beetje bloed uit vloeit op een plek waar een raar litteken zit. Het rare litteken lijkt wel een afdruk van een ring. Bij Quinty springen nu ook de tranen in haar ogen en kijkt James aan. Ze wil vragen hoe hij aan die nare plek komt en vooral door wie, maar James kijkt haar nu ook met een onbeschrijfelijke blik aan die zorgt dat Quinty haar vraag weer inslikt. Het is net of Jamie aan het randje van de dood is ontsnapt, zo ziet hij eruit. Het had niet veel gescheeld of ze zat nu niet naast hem op de bank, maar naast hem op een ziekenhuisbed waar hij aan een infuus zou liggen. Snel zet ze deze afschuwelijke gedachte van zich af. Ze trekt nu heel voorzichtig zijn schoenen, zijn sokken en zijn broek uit totdat James alleen nog maar in zijn boxershort op de bank ligt. Ze ziet nu ook waarom James niet goed kon lopen. Zijn beide voeten zijn helemaal rood en zijn benen zitten onder de blauwe plekken. James kruipt helemaal in elkaar begint volop te kreunen van de pijn. Quinty houdt het nu ook niet meer droog. Ze legt het T-shirt en de joggingbroek maar op de grond. Die aantrekken zou hem alleen nog maar meer pijn doen. Ze pakt de deken en legt die over James heen die zich als een rups helemaal oprolt. Hij kan zich nu wel oprollen en zijn wonden bedekken, maar die wonden zijn helemaal vuil. Ze wil nu niet het bezorgde doktertje spelen, maar die wonden moeten schoongemaakt worden. Ze kijkt nog eens naar James die ligt te kreunen en te rillen van de kou onder de deken. Dan staat Quinty op en loopt naar de keuken. Ze pakt een teiltje en vult het met warm water. Dan pakt ze nog een paar schone doeken en bevend loopt ze terug naar de bank.
‘Jamie, we moeten die wonden schoonmaken,’ zegt Quinty met een brok in haar keel. James draait zich moeilijk en pijnlijk om en kijkt haar aan.
‘Ik weet dat het vervelend is, maar het is echt …’
Zonder een woord te zeggen knikt James begrijpend met zijn behuilde en vochtige gezicht. Quinty haalt de deken van James af en maakt een van de doeken nat. Ze wringt hem uit en maakt heel voorzichtig de wond op zijn buik schoon. James bijt op zijn lippen en balt zijn vuisten. Er rollen enkele tranen uit zowel de diepzee blauwe ogen van James als uit Quinty’s smaragd groene. Wanneer de wond op zijn buik helemaal schoon is legt ze de doek terug in het teiltje. Ze legt de deken terug over het lichaam van James. Ze pakt nu een kleinere doek en maakt die ook vochtig. Met haar linkerhand pakt Quinty de kin van James vast.
Met de doek in de andere veegt ze de schrammen en krabben op zijn armen schoon. Net als zijn gezicht, de blauwe plekken rond zijn ogen, zijn bezwete voorhoofd en zijn kapotte lippen die ondanks alles nog steeds blauw van de kou zijn. Dan komt Quinty met haar gezicht dichterbij het van James. Heel zacht, maar toch veel betekend geeft Quinty James een kus op zijn blauwe lippen. In plaats dat de lippen hun roze kleur terug krijgen worden de wangen van James roze. Er verschijnt een glimlach op het gezicht van Quinty en als een wonder verschijnt ook op het gezicht van James, een welgemeende kromme glimlach. Dan staat Quinty op en pakt de doeken en het teiltje en brengt ze naar de keuken. Quinty loopt terug naar de woonkamer en doet het licht uit. Ze tast in het donker naar de bank en wanneer ze hem gevonden heeft gaat ze ernaast staan. Even gaapt ze diep. Ze ziet op de videoklok dat het 23.48 is.
‘Als jij nou even een beetje voorover gaat zitten,’ zegt Quinty terwijl ze voorzichtig James naar voren helpt. Ze schuift achter James op de bank en laat hem weer naar achteren zakken. Zijn rug komt nu tegen haar borst aan en zachtjes begint ze door zijn haar te strelen. Tot Quinty’s verbazing draait James zich op zijn zij en legt zijn hoofd tussen haar borsten. Hij luistert naar het bonken van haar hart. Zijn ene arm legt hij om haar middel. Quinty schrikt wel een beetje van deze ineens hechte band. Ze was dan wel alleen maar een hele goede vriend van James, maar stiekem was ze nog steeds verliefd op hem. Ze was ook helemaal verzot op dat dikke bruine haar van hem met die geweldige mooie lange lokken aan de voorkant.
Quinty blijft door die dikke bruine haren strelen en door dat tedere gebaar en het bonken van haar hart kalmeert James volledig. ‘Quinty?’ fluistert James zacht met nog steeds een hese stem.
‘Wat is er, Jamie,’ fluistert Quinty terug.
‘Bedankt, zonder jou...’
‘Ssssss, jij moet rusten. Maar vertel me een ding,’ zegt Quinty voorzichtig terwijl ze rustig door zijn lange bruine lokken blijft strelen. ‘Wie heeft jou zo toegetakeld?’ Je hoeft het niet te zeggen als je het niet wilt.’
James zucht even diep en zegt dan wat angstig: ‘Pete … mijn broer.’

James & Quincy © Sammy Jo Henraath

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2004  Sammy Jo Henraath