Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2007  Robert X. Hu

De pragmatist - Robert X. Hu

'GELOOF JE nog in God?' vroeg de dominee. Omdat bij mijn ouders in de auto geen plaats meer was, zat ik bij hem in zijn kleine Daihatsu. We waren op weg naar de begrafenis van mijn oma in Bennekom. De dominee zou de plechtigheid leiden.
We reden over de snelweg en de ruitenwissers van de Daihatsu hadden nauwelijks genoeg kracht om het regenwater weg te krijgen. Langs de weg staken populieren vaag af tegen de grijze lucht en daarachter de natte, lege weilanden. In de verte zigzagden de rode lampen van de Xantia van mijn vader.
De dominee had een grijs pak aan. Ik kende hem niet anders dan in dat grijze pak. Hij rookte een mentholsigaret die hij tussen zijn lange, benige vingers hield. Soms liet hij even het stuur los om de as in het vuile asbakje af te kloppen. Ik had hem niet gezien sinds ik vijf jaar eerder ging studeren, maar ik kende hem goed van vroeger en ik heb hem altijd sympathiek gevonden.
'Ehm, nee,' zei ik, in antwoord op zijn vraag, 'om eerlijk te zijn ben ik gestopt.' Ik keek opzij. De dominee bracht de sigaret naar zijn mond en trok eraan zodat de as rood opgloeide. Zijn ogen waren strak op de weg gericht.
'Vindt u dat vervelend?' zei ik, want het leek me dat hij als dominee zo'n bekentenis als een falen van zijn kant zou zien. Hij schudde zijn hoofd. 'Nee,' zei hij, 'maar heb je ooit wel geloofd dan?' We reden langs de afslag van Apeldoorn waar je de gele flats kunt zien.
'Misschien toen ik een kind was,' zei ik, 'maar dat was alleen omdat ik niets anders kende. Het enige dat we te horen kregen waren de verhaaltjes van Mozes en Aaron en zo. Van God met een witte baard op een wolkje in de hemel. De kinderbijbel. En verder niets.'
'Wanneer ben je dan gestopt?'
Ik dacht na en ik keek naar de druppels die langs het zijraampje geblazen werden. Eigenlijk was het zijn schuld, begreep ik. 'Kunt u zich nog herinneren,' zei ik, 'dat we het bij de catechisatie een keer hadden over Genesis? Ik vroeg u toen hoe het kon dat Kaïn kinderen gekregen had. Als Adam en Eva de eerste mensen waren, wie was dan Kaïns vrouw? U had geen antwoord. Ik besefte toen dat het niet waar kon zijn, allemaal. Dat het hele scheppingsverhaal een leugen was, als dat detail niet klopte.'
Hij knikte. 'Was het een grote schok voor je?' zei hij.
'Best wel, denk ik, ik weet zelfs niet of ik er nu, zoveel jaar later, al overheen ben. Het is... Het leek zo oneerlijk toen. Het wereldbeeld waar ik tot dan toe in geloofd had, viel opeens in stukken uiteen en ik besefte dat er twee mogelijkheden waren: óf iedereen die ik kende had me voorgelogen, óf iedereen was te dom om te begrijpen wat ik begreep. En bij allebei de mogelijkheden bleef ik verlaten achter. Verlaten door de mensen die of dom of leugenaars waren en verlaten door een God die niet bestond. Ik voelde me eenzaam toen en ik durfde het tegen niemand te zeggen. 's
Avonds in mijn bed wilde ik bidden, maar dat kon natuurlijk niet. Niemand heeft ooit begrepen wat er toen met me gebeurde, denk ik. Ik was nog maar acht.' De dominee knikte. Hij keek in de zijspiegel en haalde een Fiat in die erg langzaam reed. 'En nu?' zei hij, 'kan je er nu mee leven?' Wij reden de Fiat voorbij. Water roffelde tegen de onderkant van onze auto.
'Ik heb eens ergens gelezen,' zei ik, 'dat mensen die gestopt zijn met geloven altijd met een gat in hun ziel blijven rondlopen, dat gat zit op de plaats waar eerst God zat.'
'Hmhm,' zei de dominee en hij trok weer aan de sigaret, 'maar kan je er mee leven? Dat is wat ik me afvraag. Dat heb ik me altijd afgevraagd; hoe atheïsten kunnen leven. Het lijkt me zo leeg, zo zinloos, als er geen God is in je hart.'
Ik keek naar mijn handen die in mijn schoot lagen. 'Ja, het is wel behoorlijk zinloos,' zei ik, 'maar wat moet je anders?'
Hij drukte de sigaret in het volle asbakje en blies de laatste rook met getuite lippen uit. 'Dat is dus precies waarom geloven volgens mij belangrijk is. Omdat er anders niets is. Het is de zinloosheid, de leegte waar het geloof tegen vecht.'
Ik keek hem aan. 'Maar dat is toch onzin?' zei ik, 'je kan toch niet geloven, alleen omdat het nuttig is?'
'Waarom niet?' zei hij.
'Maar dat is...'
'Volksverlakkerij?' zei hij.
'Ja,' zei ik.
'Kijk eens om je heen,' zei hij, 'alles wat je ziet, de boerderijen, de huizen, de steden, de weilanden. Dat alles zou niet bestaan als we het volk geen Zin gaven. Dat is waar de kerk mijns inziens voor staat: zinsverlening. Je oma, denk je dat die een paar goede laatste jaren gehad zou hebben als de kerk haar die jaren niet geschonken had?'
'Pfff,' zei ik, 'lekker is dat.'
'Lekker is wat?' zei hij.
'U gelooft dus zelf ook niet.'
De dominee kneep in het stuur, zag ik, want zijn knokkels werden wittig.
'Dat is niet waar,' zei hij.
En opeens realiseerde ik me dat hij voor zichzelf verborgen hield dat hij een atheïst was, want er kwam een troebele blik in zijn ogen. Hij geloofde alleen in het geloof zelf maar niet in een vaderlijke god op een wolkje in de hemel en al die dingen die hij altijd vanaf de kansel verkondigde. En ik moest denken aan de Catcher in the rye van Salinger. En ik zag in hem een man op de rand van de afgrond die zijn armen spreidt om de schapen te beletten te vallen. En ik was langs hem heen geglipt. En hij wist dit. En hij wist dat ik het wist.
Uit schaamte keek ik naar mijn handen. Ik voelde mijn wangen blozen. 'Het spijt me,' zei ik zacht.
'Het geeft niet,' zei hij.
We gingen onder het wildviaduct door, bij de Woeste Hoeve en even later namen wij de bocht naar de A12 bij Arnhem. Het was een weg die ik wel duizenden keren met mijn ouders had afgelegd.
'Wordt het een mooie preek?' zei ik.
'Ik denk het,' zei hij, 'ik heb mijn best gedaan. Je oma was een goed mens.'
'Ik weet het,' zei ik, 'zonde dat ze dood is.'
'Zit je er erg mee?'
Ik haalde mijn schouders op. 'Die dingen gebeuren,' zei ik.

De pragmatist © Robert X. Hu

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2007  Robert X. Hu