Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2015  Rene Leijtens

Een laatste herinnering – Rene Leijtens

Verreweg de meeste patiënten die op je afdeling hebben gelegen zul je vergeten. Hoe vaak je hen ook hebt gewassen, hoe goed je ook bekend bent geraakt met hun plooien op hun rug, rond hun buik, tussen hun liezen, ook al heb je diepgaande gesprekken met hen gehad over de zin van het leven en hun angst voor de dood, of hun verdriet voor degenen die achter zullen blijven, als je ze op straat tegen zult komen zal je hen niet herkennen, zal je niet denken aan die plooien of de gesprekken. Je negeert ze zoals je al die duizenden, miljoenen, miljarden vreemden die deze aarde bevolken negeert. Maar er zijn uitzonderingen. Zo zal ik Meneer Z. niet vergeten. Al is de kans klein dat ik hem binnenkort, of over een maand of twee op straat tegen zal komen.
Vanaf het moment dat de naam op het scherm van de Eerste Hulp afdeling verscheen wist ik al dat hij bij ons op de afdeling zou komen. Uitbehandelde, gemetastaseerde kanker, een familie die van de huisarts eist dat meneer in leven zou blijven totdat hij naar zijn geboorteland vervoerd kon worden om daar verdere behandelingen te kunnen krijgen. Zoals wel vaker gebeurt zijn er namelijk landen op deze wereld die stervende patiënten nog denken te kunnen redden, zeker als de familie bereid is daar de nodige contanten voor neer te leggen. Een huisarts die met de rug tegen de muur staat omdat de patiënt morfine wil, terwijl de familie dit weigert. Na lange strijd met de familie uiteindelijk toch een morfinepomp start. Om uiteindelijk de patiënt te laten opnemen, want hij is moegestreden. ‘Sorry…’ schrijft hij in zijn overdracht naar de Eerste Hulp arts.
Ondanks het feit dat de eerste uren van de opname gepaard gaan met de gebruikelijke hysterische en voor ons nuchtere Hollanders enigszins theatrale toestanden van schreeuwende en flauwvallende familieleden, leek die avond alles volgens plan te verlopen. Na een kort maar duidelijk gesprek accepteerde de familie het besluit van de artsen om geen verdere handelingen te starten en de morfinepomp aan te laten. Toen ik naar huis ging om van mijn vakantie te genieten, had ik het idee dat we ons werk goed hadden gedaan. Meneer Z. sliep rustig, zonder pijn, was niet in de war, had weinig last van andere complicaties die het stervensproces soms zo schrijnend kunnen maken zoals incontinentie, rochelen of honger. Mij was duidelijk dat hij binnen een paar dagen zou overlijden aan zijn ziekte, goed ingesteld op morfine en in het bijzijn van zijn kinderen. Triest gezien zijn leeftijd, nog jonger dan ikzelf, maar in ieder geval comfortabel.
Al was ik er niet gerust op.
Niet ten onrechte, zo bleek. Een van de eerste dingen die ik deed na mijn vakantie was het opzoeken van diens dossier. Het ongelofelijke was gebeurd. Een ambulance had hem enkele dagen na de opname opgehaald, na eindeloze discussies, zonder morfine, om hem naar Schiphol te brengen voor verder vervoer naar diens geboorteland. Hoe het verhaal verder is afgelopen, is niet bekend. Maar ik heb er wel een voorstelling van.
De ambulance zal de man direct naar het vliegtuig hebben gebracht, waarvan de crew half is voorbereid op de komst van zo’n zieke man. Ze zullen de broeders van de ambulance mee hebben geholpen de man zelf op een provisorische bed van vier stoelen op een rij te leggen. Voor de reis zullen ze een of twee veiligheidsriemen om het lichaam hebben gedaan, zoals de voorschriften het vereisen. Bij het aantrekken van de riemen zullen ze geschrokken zijn van de magerte van het lichaam, de opgezette buik, het bleke gelaat waar het doodsmasker al op is gelegd. Met moeite zal de stewardess zijn broers en echtgenote begeleid naar hun plaatsen, naar hun zin te ver af van hun familielid, te bezorgd, te opgewonden om naar instructies te luisteren.
Als iedereen is geïnstalleerd zal de crew hun handelingen, zoals het sluiten van de deuren, het doornemen van de veiligheidsinstructies, het eten en drinken delen, steeds met een half oog op meneer Z. hebben uitgevoerd, uit angst het moment te missen waarop hij zijn laatste adem uitblaast. Vooral tijdens de start, turbulentie en de landing zal hij veel pijn hebben gehad. Een arts uit het geboorteland, die verantwoordelijk zou zijn voor de gezondheid van meneer Z. tijdens het vervoer, zal hem ongetwijfeld paracetamol hebben geven. Misschien diclofenac of ibuprofen. Geen morfine, dat zal de familie hebben geweigerd. Maar wat de arts ook heeft gegeven, meneer Z. zal daar niet genoeg aan hebben gehad. De pijn van meneer zal iedereen machteloos hebben gemaakt. Ook de medepassagiers, die de stewardessen bezorgd zullen hebben gevraagd of het wel goed gaat met die meneer. Misschien zullen zijn broers een lepel aan zijn mond hebben gezet, of een vork met pap, in de hoop dat hij iets binnen krijgt. Maar hij zal zich in iedere slok, in iedere hap, verslikken.
Ik vermoed dat meneer verward zal zijn geweest vanwege het plots stoppen van de morfine, dat hij kleurige schimmen zal zien, geesten die met hem de laatste weg afleggen naar de hemel in plaats van bont aangeklede toeristen die uitkijken naar een weekje relaxen aan het zonnige strand van de Middellandse zee. Dat hij trommels heeft horen slaan en koren heeft horen zingen in plaats van het gieren van motoren en het piepen van wielen als het vliegtuig het asfalt raakt van zijn geboorteland. Dat hij de ondergaande zon aanziet voor het aura van de God waar hij in gelooft. Dat hij direct na het vervullen van zijn laatste wens in de handen van zijn geliefde broers zal weg zijn gegleden.
Ik vrees dat de meegereisde arts meneer zal hebben gereanimeerd. In allerijl naar het ziekenhuis zal hebben gebracht, waar ze hem vullen met vocht, bloed en voeding. Als hij door deze fase heen komt, wat onwaarschijnlijk is, zal hij een poos in het ziekenhuis verblijven, waar ook deze artsen zullen vaststellen dat een operatie zinloos is en dat hij beter naar huis kan gaan om daar te overlijden.
Als de begrafenis achter de rug is, zal ook de echtgenote in het land van haar geboorte achterblijven. In de ogen van haar schoonfamilie heeft zij namelijk gefaald, een oordeel waar de vrouw het overigens mee eens zal zijn. Ze heeft namelijk teveel toegegeven aan de Westerse normen en waarden, heeft toegestaan dat de artsen haar man morfine hebben gegeven, waarmee ze de dood van haar man, hun dierbare familie, heeft versneld. Haar eigen familie zal haar evenmin enthousiast opvangen, omdat ze geen enkele rol meer speelt in de opvoeding van haar kinderen en bekend zal staan als de schande van de familie. Misschien pleegt ze zelfmoord. Mogelijk maakt ze zich in de toekomst nog nuttig door haar eigen ouders te verzorgen, een taak waar de andere kinderen het te druk voor hebben. Nederland zal ze nooit meer terug zien.
Het zijn haar kinderen die ik op straat nog tegen zou kunnen komen. Ik zal hen herkennen, ook al heb ik hen maar een paar minuten gezien, en hen vriendelijk, maar afstandelijk toeknikken, zoals een ver familielid of een kennis van de familie hen zou groeten. Met verbaasde blik zullen ze mijn knik beantwoorden, om zich pas vele uren later te herinneren waar ze mij ooit eerder hebben gezien, daar op die avond, in dat ziekenhuis, rond het bed van hun vader. Zo'n moment dat je als kind het liefst zou willen vergeten.

Een laatste herinnering – Rene Leijtens

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2015  Rene Leijtens