Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2012  R. Dubois

Handel - R. Dubois

Het huis van Jean Peerenboom lag in een villawijk, die aan de rand van de stad op een voormalig landgoed was aangelegd. Het had een ruime tuin, die was afgeschermd van de openbare weg door een ligusterhaag. Jean stond op het balkon, dat aan de achterkant van het huis lag en grensde aan de master bedroom, zoals die destijds door de makelaar was genoemd. Beneden in de tuin verliep het feest precies, zoals hij zich vanochtend bij het ontwaken had voorgesteld. Er werd gedanst, mensen stonden in groepjes met elkaar te praten, er werd gelachen, sommige gasten waren al een beetje aangeschoten geraakt door de champagne, waarvan de flessen in koelers op tafels stonden, kinderen renden tussen de volwassenen door, speelden verstoppertje of keken elkaar schaapachtig aan onzeker over hun uiterlijk. De gekleurde lampjes, die aan snoeren tussen de bomen hingen, gaven de tuin een sprookjesachtige sfeer nu het donker was geworden. De temperatuur buiten was nog steeds aangenaam. Hij kon zich eigenlijk niet herinneren dat het ooit slecht weer op zijn verjaardag was geweest.
Zijn vrouw stond te praten met vrienden. Ze draaide zich even om en zwaaide naar hem. Hij stak zijn hand op en zwaaide terug. Wat was hij toch een bevoorrecht en gelukkig man, dacht hij. Een mooie jonge vrouw, twee kinderen, dit huis, een eigen zaak die goed liep. Maar geluk was ook broos wist hij vanuit zijn werk. Hij had jaren geleden op tijd gezien dat echtscheidingen een gouden handel zouden worden. Mediation. Praten met mensen, dat had hij altijd goed gekund. Op school al, later in militaire dienst, en nog veel later toen hij verkoper van verzekeringen was geworden. Mensen hadden hem vaak spontaan hun ellende verteld, wanneer hij langskwam om bestaande polissen door te nemen of een nieuwe polis te verkopen. Vrouwen die huilend over de ontrouw of het ongeïnteresseerde gedrag van hun man vertelden. ‘Voetbal en zijn werk zijn het enige waarvoor hij nog leeft. Meneer, wat moet ik hier nog? Waartoe dien ik hier in dit huis?’ Maar ook mannen, die hun vrouw niet meer konden verdragen. ‘Vroeger, ja, vroeger toen kon ik met d’r lachen, nu alleen nog maar om haar, meneer. Maar ja, waar ga je heen op mijn leeftijd. Een pension? Zegt u het maar.’
Op een dag had hij besloten, dat hij voor zichzelf moest beginnen. Een eigen zaak. Deze mensen moesten geholpen worden. In een rustig gesprek. Begeleid worden op weg naar het einde én naar een nieuw begin.
Hij had een goede reputatie opgebouwd. Maar na een aantal jaar had hij besloten zich alleen nog maar op vermogende klanten te richten. Immers, wie geld heeft, wil vooral laten zien dat hij het heeft en het daarom onderscheidend uitgeven. Naast trouwpartijen, auto’s, kinderen, huizen en kleding ook dus aan scheidingen. Wie veel geld wilde hebben, zoals hij, als kind droomde hij er al van rijk te zijn, moest zulke bronnen aanboren. Daarom had hij ook zijn naam aangepast, want Jan Perenboom klonk te plat, te eenvoudig. Dat rook teveel naar de armoede van de buurt waar hij vandaan kwam.
Zijn zoon, die hij in de tuin onhandig zag flirten met een dochter van vrienden, moest rechten gaan studeren, dat was duidelijk. Dan kon hij bij hem in de zaak de juridische kant afhandelen. Nu de jongen op de middelbare school zat, zag hij steeds vaker in gedachten het bordje naast de deur hangen met daarop: Jean Peerenboom en zoon, voor al uw scheidingsgemakken. Ze zouden een goed team vormen. Hij nam hem wel eens mee naar kantoor, opende dan een deur en zei tegen hem, ‘Dit is jouw werkkamer als je straks klaar bent met je rechtenstudie. Stel je dat voor jongen, jij daar achter dat bureau. Een secretaresse, die alles voor je doet. Uitzicht over de gracht. Bootje erin. Kunnen we samen af en toe even wat varen. Flesje witte wijn mee. Zo anders dan ik, jongen, vroeger. Dat hadden we niet bij ons in de buurt. Hoe is het overigens met je proefwerk gegaan vandaag? Ik reken natuurlijk op een hoog cijfer knul.’
‘Wat doe jij eigenlijk hier? Waarom ben je niet bij de gasten?’
Zijn vrouw stapte vanuit de slaapkamer het balkon op.
‘Schat, je ziet er in die jurk echt oogverblindend uit. Als ik jou niet zou kennen dan zou ik nu voor je gaan.’
Ze glimlachte, streek geroutineerd een lok uit haar gezicht en omhelsde hem kort. Hij voelde haar jonge, strakke, lijf tegen zich aan. En voelde daarmee ook zijn eigen buikje dat stiekem was gegroeid. Hij moest binnenkort naar de sportschool. Nu hij ouder werd, moest hij gewoon wat meer opletten dan vroeger, toen hij nog van de leeftijd was die zijn vrouw had. Die jeugdigheid in zijn lijf was weliswaar een beetje verdwenen, maar hij mocht er nog steeds zijn. Er waren in ieder geval genoeg jonge vrouwen die hem nakeken. Maar dan was ook terecht zei hij altijd tegen zijn vrienden. Want wie zou er nu niet vallen op iemand zoals hij, met zijn nog steeds zwarte haren, zijn helderblauwe ogen, zijn bijna 1 meter negentig, zijn pak van Hugo Boss en zijn special design Van Bommel schoenen.
‘Kom je zo naar beneden?’
‘Ja, ik kom zo. Ik stond hier alleen even naar iedereen te kijken. Hoe het feest verliep. Ik stond te genieten. En na te denken voordat ik me zou gaan bezighouden met die mensen.’
‘Die mensen?’
‘Ja, je weet wel. Ik heb je bij het opmaken van de gastenlijst al verteld dat ik Siewert en Anne Zaebelsma had uitgenodigd. Jij vroeg nog wie dat waren. Weet je, ik heb ze daarstraks aan je voorgesteld.’
Hij zag bij het noemen van de namen even de ogen van zijn vrouw glinsteren en dat er een vage glimlach over haar gezicht gleed, toen hij zei dat hij haar had voorgesteld aan hen. Was er iets dat hij had gemist?
Toen zei ze langzaam, terwijl ze even de tuin inkeek. ‘Oh ja, ik herinner me het weer, die mensen, die me vage kennissen leken, maar waarvan jij zo nodig vond dat ze moesten komen. Waarom heb je ze eigenlijk uitgenodigd?’
Aan haar stem te horen waren het nog steeds onbekenden voor haar. Hij had dus niets gemist.
‘Handel.’
‘Handel?’
‘Ik heb je dat al zo vaak uitgelegd. Ook in onze branche moet je de markt creëren, de vraag naar je product stimuleren. Anders dan ben je straks aan de bedelstaf. Ik zag hen zitten op dat terras, je weet wel, waar ik vaker heenga, en ik bespeurde onmiddellijk dat er ruimte was tussen hen. Ruimte die benut moet worden. Luister je wel?’
Zijn vrouw keek steeds even de tuin in terwijl hij sprak alsof ze iets of iemand zocht.
‘Lieverd, waar kijk je naar?’
Hij legde een arm om haar heen en probeerde haar blik te volgen.
‘Oh, niets bijzonders. Ik geniet van het feest, hier vanaf deze plek, net zoals jij dat net deed.’ Ze gaf hem een zoen op zijn wang. ‘We genieten samen. Ga verder, ik luister naar je verhaal. Zoals altijd.’
‘Goed, je weet, ik zeg altijd, ik help het onvermijdelijke ter wereld komen. Net zoals een vroedvrouw bij een zwangerschap. Het begint als een onooglijk klein iets, iets wat ontkiemt, wat steeds verder groeit en langzaam bezit neemt van degenen die het treft. Een kleine oneffenheid, een irritatie, die steeds verder groeit. Wat woekert. Een hinnikende lach, die in het begin nog aangenaam klinkt, maar langzamerhand de wens tot doofheid wordt. Op een gegeven moment is het zichtbaar, zoals een zwangere buik. Dat is wat ik zie op het terras.’
‘En dat zag je bij hen.’
‘Ja, natuurlijk, dat zeg ik net.’
‘En als je ons zou zien zitten, dan zou je dat niet zien?’
‘Nee, natuurlijk niet lieverd, wat bedoel je? Ik vind je lach nog steeds bijzonder.’
‘Ja, dat gevoel van jou gaat nooit over, hè?’ Ze streek even door zijn haar.
Als ze dit soort dingen zei, had hij soms het idee zijn vrouw niet echt te kennen. Het maakte hem onzeker over hun toekomst. Alsof ze op een ijsplaat stonden die ongemerkt tussen hen in scheurde en waardoor ze langzaam van elkaar zouden wegdrijven, ieder op zijn schots. Had ze de laatste tijd niet vaker van dit soort opmerkingen gemaakt? Of was het iets dat hem nu pas opviel en was het er al die tijd al geweest, vanaf de eerste dag van hun relatie. Misschien moest hij het bij gaan houden.
Ze zei zacht, ‘Ga verder, ik ben benieuwd wat je over hen te vertellen hebt.’
‘Nou ja, dan maak ik daar werk van, zoals je weet. Ik zei laatst nog tegen Annet, mijn secretaresse, je weet wel die net bevallen is en waar we binnenkort echt even heen moeten. Kijk, zeg ik, eerst help ik mensen het onvermijdelijke onder ogen te zien. Ik ga bij ze aan het tafeltje zitten, bied ze wat te drinken aan, en help hen dan dat onvermijdelijke te accepteren, het eind van wat ze hebben. Subtiel, zodat ze dat eigenlijk zelf ontdekken. Net als bij het kindje dat komt, onvoorstelbaar hoe het straks is, maar er is geen weg terug. Daarna word ik de kraamhulp, die hen gaat helpen dat nieuwe leven vorm te geven. Dat is wanneer ze in sessies bij mij komen. De afhandeling. Het nieuwe leven, van hen beiden, verdient immers een goed begin. Net als het kindje, dat de juiste zorg aan het begin van zijn leven verdient.’
‘En daarvoor zijn ze hier? Op dit feestje voor jouw verjaardag, dat intiem moest blijven?’ Ze wachtte even en zei toen binnensmonds, zodat hij niet kon horen wat ze zei terwijl ze kort de tuin inkeek, ‘Moest dat nu? We zien je al zo weinig.’
‘De handel gaat door, schat. Altijd en overal, ook nu.’ Hij wachtte even, keek haar aan en zei toen met nadruk om het onbehaaglijke gevoel dat bij hem begon te groeien te overstemmen. ‘Juist nu. Weet je, dit feestje maakt de geest gewillig, want die mensen ervaren het contrast dan maximaal. Het geluk, dat hier in huis is, tussen ons, maar dus niet tussen hen. Dat helpt in de laatste stap voor acceptatie. En het kweekt tegelijkertijd vertrouwen, want ze zien gelijk wie ik ben, privé. Een baken van rust en stabiliteit. Een gelukkig man, die hen wil helpen. Ze zijn er nu klaar voor. Ik ga straks de details met hen regelen.’
Hij omhelsde haar.
‘Lieverd, ik ben zo blij met jou, met de kinderen, met wat ik heb. Dit is voor altijd.’ Hij liet haar los, pakte een fles champagne, die op een tafeltje stond, en schonk twee glazen in. ‘Dat, ja, vooral dat is zo prettig om te weten.’
Terwijl hij haar een glas gaf, zag hij dat ze opnieuw de tuin inkeek. Toen hij haar blik volgde, zag hij de Zaebelsma’s. Ze dansten op de langzame muziek, die uit de luidsprekers kwam die in de bomen waren opgehangen. Anne Zaebelsma had haar armen om de nek van Siewert Zaebelsma geslagen, terwijl hij zijn handen op haar billen had gelegd.
‘The last waltz. Dat zie je vaker. Zoals bij stervenden. Een laatste opleving, voordat voorgoed het licht dooft. Maar evenzogoed een leuk stel mensen zo samen. Van jouw leeftijd, weet je. Die Siewert vindt zo wel iemand anders. Hij ziet er goed uit. Mooie man. Zwart haar, helderblauwe ogen. Bescheiden, keurige kerel eigenlijk. Haar dicht ik ook kansen toe. Al is rood haar niet mijn lievelingsgerecht. Maar goed, kom lieverd, laten we toasten. Proost. Op het leven.’
Ze draaide zich naar hem toe en zei glimlachend, ‘Proost. Op het beginnende leven. Van Siewert, de mooie man, en van Anne.’
Hij lachte, ‘Je hebt goed geluisterd, lieverd.’
‘Aantrekkelijke man zelfs.’
Hij lachte hard. ‘Nu overdrijf je toch echt, schat.’
Ze nam snel een slok en zette haar glas neer. ‘Ik ga even mijn neus poederen. Ik zie je straks.’ Ze gaf hem een zoen op zijn voorhoofd. ‘Blijf je nog even hier staan, Jan? ’
‘En net moest ik komen, zei je.’
Waarom had ze hem Jan genoemd?
‘Het is Jean, schat, dat weet je.’ Hij probeerde niet geïrriteerd te klinken.
‘Oh, zei ik Jan? Zei ik dat echt?’ Ze tuitte haar lippen. ‘Het spijt me, vergeef me, Jean.’
‘Natuurlijk, lieverd. Natuurlijk vergeef ik je. Maar waarom ik hier blijven?’
‘Ik vind het leuk om je vanuit de tuin op het balkon te zien staan. Als een heerser. De heerser over relaties.’
Wat hield hij van haar, dacht hij, toen hij haar naar binnen zag stappen. Misschien was hij gewoon moe de laatste tijd, waardoor hij zich allerlei gedachten over hen in zijn hoofd haalde. Het was goed zo en zou altijd zo blijven.
Goed en nu concentreren op de handel. Hij had zijn strategie zorgvuldig uitgedacht. Overmorgen zou hij met hen op kantoor afspreken. Gelijk op de eerste dag van de week. Dat voelde voor mensen in zo’n situatie altijd plezierig. Een goed begin van de week, zodat tegen het weekend de zaken geregeld zouden kunnen zijn. En er mogelijk al nieuwe contacten gelegd konden worden in dat eerste vrije weekend of plannen gemaakt om uit te waaien aan zee of waar dan ook. Want dat was in zijn overtuiging altijd belangrijk. Niet te lang blijven hangen in de somberte, maar het nieuwe leven inademen, nieuwe kansen pakken. Vooral mannen pakten dat goed op, die vlogen er soms als gekken in. Vrouwen bleven altijd wat langer hangen in datgene wat was geweest. Alsof ze toch nog liever zwanger waren dan het kindje onder ogen te zien. Dat zei hij ook altijd tegen ze. Maar goed, dat bood ook voor hem goede mogelijkheden. Immers, dat waren dan de vervolgafspraken, waarvan hij de benzine voor zijn Porsche kon betalen, zei hij altijd tegen vrienden. En zo had alles een doel in het leven.
Hij zette zijn glas neer. Maar voordat hij naar binnen ging, keek hij nog even de tuin in. Hij zag zijn vrouw het gazon oversteken naar de Zaebelsma’s. Waarom? Het waren toch onbekenden voor haar. Ze had zich nog nooit met zijn werk bemoeid. Misschien wilde ze hem een handje helpen? De lieverd, ze had goed geluisterd.
Zij leek iets te zeggen tegen hen, want de Zaebelsma’s lieten elkaar los. Anne Zaebelsma legde daarna even een hand op de arm van zijn vrouw, leek iets tegen haar te zeggen en liep daarna snel over het gazon naar binnen.
Zijn zoon, die over de muziek ging, had blijkbaar besloten dat dit het slow uur was, vermoedelijk vanwege zijn eigen plannen, hij zag hem dicht tegen een meisje aan dansen, want een volgend langzaam nummer klonk. Zijn vrouw zei iets tegen Siewert Zaebelsma, die daarna even rondkeek alsof hij zich ongemakkelijk voelde en iemand zocht. Zijn vrouw deed resoluut haar armen rond de nek van Siewert Zaebelsma, legde zijn handen op haar billen, en drukte zich dicht tegen hem aan. Siewert Zaebelsma leek eerst te aarzelen, maar toen zag hij hoe zijn handen bijna onmerkbaar haar billen kneedden. Ze leek er geen weerstand aan te bieden en integendeel juist nog meer haar lichaam tegen dat van hem aan te drukken.
Wat gebeurde er? Wat deed ze? Wat kon hij doen? Hij kon niet ingrijpen, want daarmee zou hij hen als klant verliezen. Het feest zou bedorven zijn. Alles zou voor niets zijn geweest. Wat als Anne Zaebelsma terugkwam? Hij hoorde buiten een auto starten en wegrijden. Was die van haar? Was er gebeld en moest ze snel weg?
Hij zag hoe ze langzaam ronddraaiden. Toen zijn vrouw met haar gezicht zijn kant was uitgedraaid, keek ze naar boven. Hij zag haar lippen woorden vormen. Ze wist dat hij had leren liplezen. Een cursus, die hij had gedaan om, zoals hij zei, potentiële klanten op terrassen beter te kunnen opsporen.
Hij las de woorden.
Zeer aantrekkelijke man. Mediation gewenst.

Handel © R. Dubois

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2012  R. Dubois