Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2004  Pieter Lingg

Het fototoestel - Pieter Lingg

Als er ergens een rommelmarkt of een antiekbeurs is, dan ga ik daar altijd naar toe. Soms gaan we met zijn allen, mijn vrouw en onze zes kinderen, maar meestal ga ik alleen. Ik kan dan zelf mijn weg bepalen en hoef mijn aandacht niet voortdurend af te laten leiden doordat ik voorwerpen moet bezichtigen, die ik anders met geen blik waardig zou hebben gekeurd, of doordat ik de verkopers moet uitleggen dat de kinderen de spulletjes alleen maar bekijken en niet wegpakken, of doordat ik bij de ingang constant een van de kinderen moet gaan ophalen.
Ik spaar van alles: hout, geld, oude munten, postzegels, sigarenbandjes, oude boeken, muziekinstrumenten, spreuken, gebitten van historische figuren en fototoestellen.
Op zolder hebben we een nogal donkere kamer en die heb ik ingericht als echte donkere kamer met voornamelijk tweedehands spul, maar functioneel genoeg voor een amateur als ik.
Al menig uur heb ik er doorgebracht in het diepste stilzwijgen, met als enige geluid het gestaag lopen van de kraan of het geritsel van in zwart cellofaan verpakt fotopapier.
En met als spannendste ogenblik dat moment, waarop in de bak met ontwikkelaar wel of niet zichtbaar wordt, wat ik graag te voorschijn had zien komen.
Maar ter zake. Op een dag in mei, de pinksterbloemen stonden al in volle bloei, fietste ik over Brabants dreven op weg naar Bakel, waar een vlooienmarkt werd gehouden ten bate van de plaatselijke fanfare, die nieuwe biezen op de broekspijpen van hun uniformen moest hebben.
Nu kies ik uit het aanbod van de krant altijd een evenement, dat voldoet aan de voorwaarde: dorps en wat achteraf liggend, of voldoet aan de voorwaarde: stads en dus van alles mogelijk.
Bakel behoorde toen nog niet tot de tweede categorie, dus ik verheugde me erop weer enkele rariteiten en/of antiquiteiten tegen te komen.
Ik was op tijd aangefietst en een half uur voor de officiële aanvang stond ik al bij het toegangshek. Ik maakte een praatje met de man van de kassa, kocht alvast een kaartje en vroeg of er ook een loterij gehouden werd. Dat was zo, (dat is altijd zo), dus kocht ik een stuk of tien lotjes voor het goede doel en ik mocht naar binnen. Die truc werkt trouwens meestal niet bij evenementen van de tweede categorie.
Ik had dus tijd om even rustig langs de kraampjes te lopen op zoek naar iets van mijn gading, een achteloos neergelegde ets van Rembrandt of een tekening van Van Gogh, die vroeger regelmatig in Bakel kwam. Ik bleef staan voor een kraam waar oude radiotoestellen lagen, een paar spellendozen, wat boeken en een zeer oud fototoestel, zo'n vierkant met uitklapbare lens.
Ik heb al twee van die toestellen, maar dit was een uitzonderlijk gaaf exemplaar, kompleet met opbergtas.
Ik informeerde nonchalant naar de prijs en kon mijn opwinding nauwelijks bedwingen toen de man achter het kraampje er vijf en twintig gulden voor vroeg. Om de schijn op te houden bood ik twintig gulden, iets waarvoor ik me eigenlijk schaamde, omdat de waarde van het toestel minstens het tienvoudige waard was voor een verzamelaar. De koop werd gesloten op twee en twintig gulden vijftig en mijn dag kon niet meer stuk.
Ik liep nog wat rond, maar mijn gedachten waren voornamelijk bij mijn pas verworven aanwinst en daardoor miste ik bijna het tweede koopje van die dag: een schoenendoos met onafgeweekte postzegels van allerlei landen. Ook daar schoot mijn hart zeker twee centimeter van zijn normale rustplaats bij het horen van de prijs, zeven gulden vijftig.

Ik moest me inhouden om niet naar mijn fiets te rennen, maar de vlooienmarkt was eigenlijk nog niet eens begonnen, dus wachtte ik nog een kwartiertje en kocht voor de vorm een broodje hamburger. Nu had ik het voor de vorm juist niet hoeven doen, want hij was zo plat als een dubbeltje en de juffrouw achter de plaat vergiste zich ook nog behoorlijk en gaf me drie gulden twintig te weinig terug.
Desondanks groette ik de man bij de kassa vriendelijk, gaf mijn tien lotjes aan een juist passerend kind van een jaar of elf en pakte mijn fiets.
In een tempo waar Wim van Est vóór zijn valpartij in de Tour jaloers op geweest zou zijn, scheurde ik naar huis, de borden "50 km" in de bebouwde kom negerend.
Thuisgekomen trok ik eerst mijn bezwete kleren uit, speelde even memorie met mijn jongste dochtertje, waarbij ik haar nog vlugger dan anders liet winnen en ging toen op mijn gemak het fototoestel uit elkaar halen. Ik maakte het voorzichtig en grondig schoon en zette het weer in elkaar. Alles werkte nog perfect, zelfs de lens was nog zonder krasjes en dat komt zelden voor bij een toestel van meer dan vijf en veertig jaar oud.
Ik zette er een negatief in (in de tijd van dit toestel waren er nog geen rolletjes) en legde het toestel opname-klaar op de tafel van mijn donker kamer op zolder.
Daarna ging ik naar beneden om wat in de doos met postzegels te snuffelen, bijgestaan door mijn driejarige zoon die altijd de gesorteerde stapeltjes weer in ongesorteerde hoopjes verandert. Voor één keer leuk, voor de tweede keer niet leuk en voor de derde keer zelfs hoogst irritant.
Toch kreeg ik een redelijk beeld van de kwaliteit en waarde. Er zaten een paar hele leuke gestempelde én ongestempelde oude Nederlandse zegels bij, cataloguswaarde zeker driehonderd gulden. Het was een dag, zoals ik er tot dan toe geen had meegemaakt, mijn huwelijksdag, de geboorte van onze kinderen en het overlijden van onze zebravink uitgezonderd.
Het losweken en laten drogen van de postzegels nam heel wat tijd in beslag, maar toen had ik dan ook voor vele winteravonden plezierig werk: opzoeken, louperen ( het met argusogen bekijken van tandingen, watermerken en misdrukken met behulp van een vergrootglas), sorteren en albumeren.
De enige reactie van mijn vrouw op al dat moois was een nauwelijks hoorbaar en voor buitenstaanders merkwaardig zuchtje, wat ongeveer betekende: "schat, wat ben ik ontzettend blij voor je, wat ben je toch een geluksvogeltje, ik hoop dat je er nog jarenlang plezier van zult hebben mits het ons huwelijksleven verder niet nadelig beïnvloedt."

De zuchtjes van mijn vrouw staan bekend om hun welsprekendheid en inhoud.
Als dank voor haar zuchtje ging ik mijn nieuwe, oude fototoestel halen, plaatste mijn oude magnesiumlamp naast me en maakte een heerlijk kiekje van haar. Toen haar ogen na een kwartier uitgetraand waren, (die lampen geven onnoemelijk veel licht), zette ze een pot koffie, stopte de kinderen in bed en viel, toen ze na een uur alweer beneden was, als een blok op de bank in slaap.
Ik dronk mijn koffie én die van haar op en maakte haar wakker om te gaan slapen.
Normaal gesproken lig ik nog niet op mijn goede zij of ik slaap al, met als gevolg dat ik 's morgens vaak met rugpijn wakker wordt. Maar deze keer lag ik te draaien en te woelen als een pier in een potje. Ik kon onmogelijk in slaap komen, ik moest de hele tijd denken aan de koopjes van de afgelopen dag.
Na een tijdje, het was toen half één op de wekker, stond ik op. Ik trok mijn kamerjas aan, stapte in mijn pantoffels en ging naar de zolder. Het was nog steeds mei en dus niet koud boven. Ik draaide de lichtschakelaar om en meteen werd mijn donkere kamer opgesierd door drie kleuren: rood, geel en groen. Dat zijn nu niet bepaald mijn lievelingskleuren, maar ze zijn wel standaard voor een doka.
Ik keek waar mijn nieuwste toestel lag, deed het licht weer uit en haalde het negatief van de pas gemaakte foto van mijn vrouw er voorzichtig uit. Voor het ontwikkelen van een dergelijk negatief, dat minstens drie keer zo groot is als de huidige, heb ik een speciale platte koker gemaakt.
Ik schudde ongeveer tien minuten, hield na elke minuut telkens een halve minuut pauze, en haalde toen het negatief uit de koker en legde het voorzichtig in de klaarstaande bak fixeer.
Ik deed de lampen weer aan en bekeek het negatief.
Mijn adem stokte in mijn keel, mijn hart sloeg op hol, mijn toch stevige benen trilden als rietjes en mijn haren stonden omhoog alsof de hele kamer statisch was. Het kippenvel op mijn tandvlees noem ik niet eens.
De foto, beter gezegd het negatief, was haarscherp. Op zich is dat niet echt verwonderlijk, dat lukt me wel vaker. Verwonderlijker was wat er op stond.
Niet mijn vrouw op de bank in de kamer, waar ik de foto gemaakt had. Het was een foto van een ziekenhuiskamer met een bed erop. In dat bed lag een vrouw, mijn vrouw. Naast het bed stond een man, ikzelf. Achter het bed stond een engel, nee, een zuster. In de armen van die zuster lagen twee babies, die ik niet kende, al leken ze veel op elkaar en op mij.

Een jaar later werden mijn vrouw, onze zes kinderen en ik verblijd met de geboorte van een tweeling...

Het fototoestel © Pieter Lingg

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2004  Pieter Lingg