Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2003  Pieter Leebeek

Zomersurprise - Pieter Leebeek

Het gebeurde toen ik nietsvermoedend ergens op een terras een drankje gebruikt had.
Ik had al afgerekend en moest nog een klein kamertje met mijn bezoek vereren. De nood was hoog, dus ik nam een spurt door de gelagkamer en trok zonder aarzeling de deur van het toilet open. Nog voordat ik het korte gegrom hoorde, had ik de deur echter al weer dicht geslagen en stond ik met open mond en bonzend hart als aan de grond genageld. Dit kón niet waar zijn ! Dit was werkelijk onmogelijk!!
Het duurde minstens 15 seconden voordat ik weer terugkeerde tot het besef van de werkelijkheid. Voorzichtig klopte ik op de deur.
’Bent u het?’
’Ja, ik ben het,’ klonk dezelfde brommende stem van zojuist.
’Maar dat kan toch niet......., ik bedoel....’
’Gaat u weg alstublieft,’ zei de stem, ’u zit mij slechts te belasten, terwijl ik juist probeer om mij van de feiten te óntlasten.’
’Ik begrijp het,’ zei ik, hoewel ik er volstrekt niets van begreep.
’Zit u hier al lang?’ ging ik verder.
’Heeft u mij niet gehoord, misschien? Ik dank u voor uw oprechte belangstelling. We zien elkaar over zo’n vier à vijf maanden, met uw welnemen.’
’Ja,’ zei ik met holle stem. Pas nu merkte ik dat ik zo geschrokken was dat een bezoek aan het toilet niet meer nodig was. Een reusachtige natte plek spreidde zich uit vanaf mijn kruis in de richting van mijn knieën. Het spreekt vanzelf dat een dergelijk onheil niet prettig aanvoelt en ik stond daar dan ook een tijdje hulpbehoevend om me heen te kijken. Wat moest ik doen?
Plotseling werd het toilet doorgetrokken en zwiepte de deur open. Daar stond hij, in vol ornaat: Sint Nicolaas! De mijter op het hoofd, de staf in de hand, maar zijn gezicht zag rood en bezweet. Het was duidelijk dat de zojuist geleverde inspanningen hun tol geëist hadden.
’Sssint,’ stotterde ik, ’u bent het werkelijk.’
Het witte handschoentje van Sint gleed ergens onder zijn toga en haalde een zakdoekje tevoorschijn om het zweet te deppen. Zijn blik was nu gekluisterd aan mijn kruis en zware rimpels bewolkten zijn gelaat. Zijn hand reikte mij het zakdoekje aan.
’Ik zie dat u ook nog al zweet op een zekere plaats,’ zei hij droog.
Met de moed der wanhoop veegde ik over mijn broek heen.
’Veel zal het niet helpen,’ zei Sint.
’Verdomme, waarom geeft u me het dan?’ viel ik uit.
Ik voelde dat ik een kop als een boei had en in plaats van mijn 25 jaren voelde ik me niet veel ouder dan het kind dat voor het eerst van zijn leven met Sinterklaas geconfronteerd wordt.
De hele situatie was zowel belachelijk als vernederend.
’Wat een poppenkast,’ riep ik de goedheiligman toe, ’en dát hartje zomer.’ Mijn drang om de man ter plekke te ontmaskeren nam de overhand en met een snelle beweging gaf ik een ruk aan de grote, witte baard.
’Au!!’ schreeuwde Sint Nicolaas met een van pijn verwrongen uiterlijk, ’wat doet u nou??!’
Stomverbaasd keek ik naar mijn rechterhand, waarin zich een grote pluk wit haar bevond.
’Sorry, ik wist niet dat...’
’Het is al goed,’ zei Sint, terwijl hij met zijn rechterhand door zijn baard woelde. ’Wilt u nu zo vriendelijk zijn mij met rust te laten? Ik heb nog meer te doen vandaag.’
Ik zei niets en keek naar de natte plek op mijn broek. Eén ding was zeker: Sint Nicolaas was niet de enige die zou opvallen als hij over straat liep.
Blijkbaar raadde Sint mijn gedachten, want hij zei:
’Ahum.....indien u wilt kunt u uw vijf decemberkado alvast krijgen.’ Hij wees veelzeggend op mijn doorweekte broek. Hoe zot de hele situatie ook was, toch wist ik dat ik niet kon weigeren, want genoeg geld voor een nieuwe broek had ik niet bij me. Daarom stelde ik mij heel nederig op en stemde toe. O, hoe vriendelijk en aardig van Sint, de grotemensen vrind. Wat zou uwe hoogheid willen dat ik deed? Leek het of ik kleine spotpretjes in zijn ogen zag?
’U wacht op het toilet,’ zei Sint, ’en ik ijl voort naar de dichtstbijzijnde modeboetiek om een broek voor u te kopen. Ik ben direct weer terug.’
En maar hopen dat je ondertussen niet opgepakt wordt en teruggeplaatst wordt daar waar je thuishoort, dacht ik.
Ik had voor mijzelf ondertussen de conclusie getrokken, dat deze Sint Nicolaas ondanks zijn echte baard uit verzekerde bewaring ontsnapt moest zijn. Voor welke Sinterklaas die half juli door de straten marcheerde zou dat overigens niet gelden? Hoe zou deze geestesgestoorheid heten? Was het een vorm van godsdienstwaanzin?
Mijn broek kleefde aan mijn benen vast en ik trok het doorweekte handeltje alvast maar uit. De lucht van urine vermengde zich met mijn zure gedachten aan het incident van zo-even, dat in de verte bovendien verankerd scheen met mijn jeugd. Immers: Sint Nicolaas dat was wel zo ongeveer de persona non grata in mijn leven. Als kind had ik geleden onder de zucht van zijn tirannieke bewind. Was het dan een wonder dat ik me zo rot schrok en er ogenblikkelijk van in mijn broek moest plassen? Ik mijmerde zo wat voor mij uit, toen ik iemand hoorde aankomen.
De stem stelde mij gerust.
’Alstublieft. Vergeet u het gedicht niet te lezen.’
’Wat?’
Er werd een langwerpig slap pak onder de deur doorgeschoven, keurig ingepakt in blauw sinterklaaspapier. Die vent is echt van lotje getikt, dacht ik, terwijl mijn handen snel het papier er af trokken.
’Het gedicht lezen,’ commandeerde Sint aan de andere kant van de deur.
Er lag inderdaad een briefje op een bruine corduroy broek. Een handschrift met hanenpoten.

„De mens in nood,
die gaat niet bloot.
Die gaat gekleed
in een broek
waar Sint van weet“

Groet, Sint Nicolaas

’Nou, mooi hoor,’ zei ik.
’Hard-op voor-le-zen,’ bromde Sint op staccatotoon. Ik voldeed aan zijn wens. Daarna trok ik de broek aan ongelofelijk, het was nog mijn maat ook- en verfrommelde het pakpapier tot een dikke prop die ik samen met mijn oude broek achterliet op het toilet. Voor de eerlijke vinder.
Sint Nicolaas nam mij keurend op, toen ik de deur open deed.
’Zo, zit het zaakje een beetje goed?’ Ik knikte beschaamd en verlegen. Het schoot me door het hoofd dat ik weleens een hulpverlenende instantie zou kunnen bellen. Ook deze man kon vast wel hulp gebruiken, al besefte hij dat waarschijnlijk zelf niet. Kon ik hem niet even ophouden?
’Mag ik u misschien een kop koffie aanbieden?’ probeerde ik. Tot mijn verbazing knikte hij goedkeurend. Had hij dan nu geen haast meer? Terwijl hij zich neerzette aan een van de tafeltjes, liep ik naar de bar en vroeg of ik kon telefoneren. Ik draaide het nummer dat ik uit mijn hoofd kende.
’Psychiatrische inrichting ”De Zilvergaarde“, klonk de zakelijke stem van de receptioniste.
’Mag ik dokter van Dam?’
’Ogenblik.’
’Met wie spreek ik?’ vroeg een zware mannenstem even later.
’Henk Gulzenbeek.’ Ik vertelde in het kort over de Sint in de zomer, daarbij zoveel mogelijk de voor mij pijnlijke details weglatend.
’Ik zal iemand sturen,’ zei dokter van Dam. Vanaf de plaats waar ik had getelefoneerd keek ik naar het tafeltje waar Sint Nicolaas zat. Zijn wat naar voren gezakte hoofd deed vermoeden dat hij aan een hazenslaapje bezig was. Opvallend genoeg scheen niemand zijn aanwezigheid opmerkelijk te vinden. Ik glimlachte toen enkele zwaargebouwde mannen naar binnen kwamen. Ze herkenden me onmiddellijk.
`Hallo Henk,’ zei een van de twee, die Gert heette, ’we komen je halen.’ Verschrikt wees ik naar Sint. ’Dáár zit-ie,’ zei ik hees. ’O, dat is mooi,’ zei Gert, ’dan nemen we hem ook mee. Tenslotte is het morgen pakjesavond.’
’Nooit!!’ schreeuwde ik woest, terwijl de mannen me krachtig bij de armen grepen, ’nooit, nooit, nooit is het pakjesavond, hebben jullie dat gehoord. Het is zomer, het is midden in de zomer!!’
’Kom,’ zei Gert, ’we doen je jas aan en je gaat mee naar huis.’
Toen we het café uitliepen groette hij beleefd naar Sint Nicolaas.
’Bedankt voor uw hulp.’

Zomersurprise © Pieter Leebeek

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2003  Pieter Leebeek