Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2014  Nienke Pool

Fijne dag! – Nienke Pool

Het is een fijne dag in Klavecimbel. Echt een hele fijne dag. Het zonnetje schijnt en de mensen lopen vrolijk over straat. Iedereen groet elkaar vriendelijk en prijst zich gelukkig dat het leven zo fijn en eenvoudig is in hun wonderschone dorp. Criminaliteit of zinloos geweld bestaan dan ook niet in Klavecimbel. Het is hier veilig.
Dat is wel een anders geweest. Vroeger waren de mensen gejaagd en vergaten ze van het leven te genieten. De kinderen groeiden op voor galg en rad. Ze zaten veel te lang achter hun computers waardoor ze vet werden en pafferig. Ruzie was aan de orde van de dag. Er zaten gewoonweg te weinig uren in een dag om de kinderen liefdevol op te voeden. De volwassenen gaven hun kroost het verkeerde voorbeeld. De dag dat de vrouw van de slijter helemaal doorgedraaid op het dorpsplein, volledig overwerkt en ladderzat, om zich heen had geschoten, waren alle inwoners van Klavecimbel in het gemeentehuis bijeengekomen en hadden hun burgemeester om raad gevraagd.
Gelukkig had de burgemeester hen niet teleurgesteld. Hij wist de perfecte oplossing: iedereen mocht zijn drie grootste wensen invoeren in de gemeentecomputer en van de grootste gemeenschappelijke delers werden regels opgesteld. “De gouden regels voor een gouden toekomst,” noemde de burgervader ze trots.
Nou, de burgemeester heeft na al die jaren echt reden om trots ze zijn: alle mensen zijn nu gelukkig in Klavecimbel en iedere dag is simpelweg een fijne dag!

1e dag
“U ziet er prachtig uit mevrouw van Klaveren.”
“O dank u, juffrouw Saartje. Ik wilde net hetzelfde over u zeggen. Wat een geweldige jurk! Heeft u die bij boetiek Jansen gekocht? Daar hebben ze toch altijd zulke modieuze spullen.”
“Ja, helemaal met u eens. Ik zag ‘m in de etalage hangen en dacht: die is van mij! En het was gisteren precies zes maanden geleden, dus het zwart mocht uit.”
“Zes maanden geleden alweer? Wat gaat de tijd toch snel.”
Mevrouw van Klaveren en juffrouw Saartje staan een secondelang zwijgend tegenover elkaar. Ze kijken toe hoe de melkboerwagen stopt en zijn komst met een vrolijk deuntje onderstreept.
“Nou, dan ga ik maar snel de laatste boodschapjes halen. Dag juffrouw Saartje. Fijn u gesproken te hebben en wat heerlijk dat u alweer een fleurige jurk aanheeft.”
“U ook een fijne dag, mevrouw van Klaveren.”
Mevrouw van Klaveren loopt naar de melkboerwagen. Ze groet de andere dames die vrolijk uit hun huizen zijn gekomen om de laatste vergeten boodschappen in te slaan. Ze wijzen blij naar de schapenwolkjes die, nu nog hoog in de lucht, langzaam overdrijven. Allen zijn ze verheugd dat het pas na zessen gaat regenen, want dan zit iedereen al lang en breed aan de gehaktbal. En regen is toch zo goed voor de tuin! De winkelende dames knikken in het voorbijgaan vriendelijk naar juffrouw Saartje.
“Mooie jurk,” zegt de vrouw van de burgemeester hartelijk.
“Dank u wel mevrouw,” zegt juffrouw Saartje.
“Groen is erg vrolijk, het staat u zeer bekoorlijk.”
“Paars staat erg charmant bij uw parels, mevrouw van de burgemeester,” zegt juffrouw Saartje naar waarheid.
De vrouw van de burgemeester ziet er altijd onberispelijk uit en echt heel erg gelukkig. Beide zwijgen ze een moment. Vriendelijk glimlachend zwaaien ze naar de melkboer en de dames die hun dagelijkse boodschapjes doen.
Vlak voordat mevrouw van Klaveren het trapje van de melkboerwagen bestijgt, draait ze zich om naar juffrouw Saartje en zegt op luide toon: “Over twee maanden is het alweer zover.”
Alle dames beginnen te giechelen en kijken vanonder hun perfect aangebrachte mascara naar juffrouw Saartje.
Twee maanden. Juffrouw Saartje moet er eerlijk gezegd niet aan denken. Het juffrouw-zijn bevalt haar zoveel beter dan de-vrouw-zijn-van. Juffrouw Saartje schrikt van haar eigen gedachtes, die duidelijk in tegenspraak zijn met de gouden regels. Ze loopt snel naar huis om haar gehaktbal op het vuur te zetten.

Die avond
Mevrouw van Klaveren giet de aardappelen af en brengt de jus wat beter op smaak met een scheutje oude koffie. Meneer van Klaveren is dol op haar lekkere ballen. Hij weet niets van haar oude-koffie-trucje en dat is maar goed ook. Trucjes, daar houdt hij helemaal niet van.
Tringgg! De deurbel gaat! Mevrouw van Klaveren schrikt.
Gek, om deze tijd belt er nooit iemand aan. Het is kooktijd, denkt ze.
Als ze de deur opent, ziet ze Piet de postbode voor de deur staan. Hij staart haar aan.
“Ik heb een pakketje voor u, mevrouw van Klaveren.”
“Een pakketje voor mij? Piet, wat zeg je nou? Ik verwacht helemaal geen pakketje. Ik heb niets besteld.”
“Het staat hier toch echt,” zegt Piet en pakt het pakketje erbij. “Mevrouw van Klaveren. Hoofdstraat 23 in Klavecimbel. Het komt van de ECI.”
“De ECI? Die verkopen toch boeken? Dat kan helemaal niet, want ik lees geen boeken … natuurlijk.”
“Nee natuurlijk niet, dat begrijp ik ook wel. U bent een vrouw. Waarom zou u een boek willen lezen?”
“Precies.”
Stilte. Mevrouw van Klaveren likt haar lippen.
“Weet u wat? Geeft u het boek maar en dan breng ik het morgen terug naar het postkantoor.”
Ze wil het pakketje van de postbode aanpakken, maar Piet aarzelt. “Ik kan het ook voor u afgeven. Een vrouw met een boek over straat, dat is best een raar gezicht.”
“Het is waarschijnlijk voor mijn Janneman, bedenk ik me nu. Mijn zoon heeft sinds kort een computer en heeft het vast besteld. Ja, ik geloof dat ik hem daar over hoorde praten met meneer van Klaveren.”
“Oh, dan is het goed. Janneman moet goed leren lezen, dan wordt hij later accountant, net als zijn vader. Maar onthoudt wel de gouden regel: niet meer dan een uurtje per dag achter de computer, anders worden zijn ogen vierkant.”
Mevrouw van Klaveren sluit de deur. Een vieze geur dringt langzaam tot haar door. De ballen, denkt ze verschrikt.
Die avond klaagt meneer van Klaveren over de iets te bittere ballen en over de vel op zijn vla. Dat is hij niet van mevrouw van Klaveren gewend. Janneman zit verdiept in zijn computerspel en geeft zo af en toe zijn zusje een schop onder de tafel door. Marietje krijst vanuit haar tenen maar houdt verbaasd op als haar moeder niet reageert.
“Mevrouw van Klaveren is blijkbaar een beetje uit haar gewone doen vandaag,” zegt meneer van Klaveren. Hij pakt de avondkrant en is binnen drie seconden zijn gezin vergeten.

Juffrouw Saartje nestelt zich voor de televisie. Ze schudt wat nootjes in een bakje en zet haar avondsoap aan. Ze kijkt nog maar zes maanden. Haar man vond het niks, hij keek liever naar het avondjournaal. In het begin begreep ze alle verwikkelingen van de avondsoap niet, maar ondertussen zijn de hoofdpersonen onderdeel van haar leven geworden. Ze wil ze niet meer missen, voor geen goud. Ze schenkt zich een glaasje port in. Die was van haar man. Ze zijn de flessen vergeten weg te halen toen hij kwam te overlijden. Voor vrouwen geen alcohol in Klavecimbel, dat is een gouden regel. Eén van velen.
Ook haar dagelijkse borreltje zou juffrouw Saartje niet meer willen missen. Ze haalt nu de flessen aan de andere kant van het dorp, waar het nieuws dat haar man is overleden blijkbaar nog niet is doorgedrongen. Ze slurpt het laatste restje van haar glaasje leeg en kijkt naar de fles: bijna leeg. Dan moet er een nieuwe gehaald worden. Het zweet breekt haar nu al uit.
Het is een spannende onderneming om een borrel te bemachtigen. Op de fiets maakt ze iedere keer een grote omweg naar de slijterij, daar kijkt ze goed om zich heen alvorens ze de gekleurde jas uit haar fietstas haalt. In haar rouwkleren zal geen slijter het in zijn hoofd halen om haar een flesje van het goddelijke vocht mee te geven. Vervolgens loopt ze vrolijk naar binnen -iets wat in haar periode van rouw volledig ongepast is maar heel natuurlijk aanvoelt- en pakt de fles uit de schappen en loopt zo nonchalant mogelijk naar de kassa.
Thuisgekomen neemt ze van schrik altijd een borreltje extra. Heerlijk vindt ze dat. Juffrouw Saartje vergeet steeds vaker de gouden regels of lapt ze eenvoudigweg aan haar laars. Wat een verontrustende situatie.

De vrouw van de burgemeester pinkt een traantje weg. Met haar paars-gelakte nagels friemelt ze aan haar dure parels terwijl ze door het raam naar buiten staart. Meneer de burgemeester is weer eens laat thuis. Overwerken.
Aan de vlekken in zijn onderbroek en de rode lippenstift op de boord van zijn overhemd kan ze zien dat hij zich tijdens het overwerken flink moet inspannen. Dat heeft hij thuis al jaren niet meer gedaan. Rotvent, denkt ze.

2e dag
Mevrouw van Klaveren wacht tot Janneman en meneer van Klaveren de deur uit zijn. Dan neemt ze haar kleine meid op schoot. De oude schriftjes met daarin de eindeloos geoefende letters van het alfabet liggen vandaag onaangeroerd onderin de krantenbak. Marietje kijkt haar moeder vragend aan.
“Je kunt nu lezen, het wordt tijd voor een echt boek.”
“Van Janneman? Moet ik dat uit zijn kamer halen?” vraagt Marietje.
Mevrouw van Klaveren schudt haar hoofd en haalt het pakketje van de ECI tevoorschijn. “Honderd korte verhalen voor de kleine lezer, die is voor jou. En voor mij heb ik een prachtig boek in het Frans gekocht. Dat heb ik ooit gestudeerd aan de universiteit van Leuven.” Haar handen trillen bij het openen van de zware kaft. “Dat was voor we aan een gouden toekomst gingen werken hier in Klavecimbel,” verzucht ze.
Marietje luistert al niet meer. Ze leest.

Juffrouw Saartje meldt zich bij de meneer van de burgerzaken. “Over twee maanden moet ik weer aan de man.”
“Oh, mevrouw Saartje toch, dat wordt wel een beetje moeilijk. Ik heb niet veel in de aanbieding. Het spijt me zeer.” De meneer van de burgerzaken kijkt over zijn brilletje naar de jonge vrouw die tegenover hem zit. “Zo jong krijgen we ze normaal gesproken niet. Ik heb wel wat ouwe knarren van in de tachtig in de aanbieding, maar dat lijkt me niet erg geschikt. Dat keuren ze daarboven nooit goed. Of lijkt het u wel wat?” Ondeugend knipoogt de ambtenaar in functie. “Die weten vaak nog best van wanten.”
“Nou, doe maar niet. Ik wacht wel,” zegt juffrouw Saartje. Ze schuift wat ongemakkelijk op haar stoel.
Beiden zijn opgelucht als er op de deur wordt geklopt. Het is Pieter, de postbode. Hij komt een pakketje brengen voor de meneer van de burgerzaken. Het is een blaadje van Voetbal International. Hoe vreselijk ongepast! Postbode Pieter kijkt de ontvanger vragend aan.
De meneer van de burgerzaken krijgt een rood hoofd. “Voor mijn werk natuurlijk. Er staat een wetenschappelijk artikel in over de gevolgen van voetbalgeweld. Niet dat we daar veel last van hebben in ons mooie Klavecimbel, maar je kunt nooit weten.”
Pieter lacht. Niet naar de ambtenaar. Hij lacht naar juffrouw Saartje. “Mooie jurk, juffrouw Saartje. Staat u veel mooier dan die zwarte.”
“Ja, het is ook alweer zes maanden geleden.” Juffrouw Saartje staart naar het lijstje van de meneer van de burgerzaken. Er staat geen jongeman op. “Het geeft niet hoor, meneer van de burgerzaken, ik kom volgende maand wel weer terug.”
Haastig staat ze op en vlucht de kamer uit voordat de ambtenaar in functie kan protesteren. Pieter en de meneer van de burgerzaken kijken haar na. “Fijne dag, juffrouw Saartje,” zeggen ze in koor.
Juffrouw Saartje hoort het al niet meer. Ze heeft nog meer zorgen aan haar hoofd. De fles met port is sneller leeg gegaan dan zou mogen en zelfs al had haar man nog geleefd, dan was dit drinktempo nog steeds te hoog geweest. Ze moet iets verzinnen. Linea recta fietst ze naar de winkel en stapt met rechte rug naar binnen. Ze gaat het gewoon proberen. Met de port in haar hand gaat ze in de rij voor de kassa staan.
“Mooie jurk,” zegt de slijter als ze eindelijk aan de beurt is. “Niet meer in het zwart, zie ik.”
De adem van juffrouw Saartje stokt in haar keel. Zonder iets te zeggen rekent ze af. Als ze zich omdraait struikelt ze en kan zich nog net vasthouden aan de toonbank. Het bordje met “personeel gezocht” valt op de grond, wat ze snel opraapt en scheef op de toonbank terugplaatst alvorens ze de winkel uitvlucht. Op het “fijne dag” van de slijter kan ze door haar droge keel helemaal geen antwoord geven. Dat is de tweede keer al deze dag dat ze een “fijne dag” negeert. Het begint de spuigaten uit te lopen.

De vrouw van de burgemeester is boos. De onderbroek van meneer de burgemeester ligt vanochtend weer vies bij de was en op zijn boord zit wederom een veeg rode lippenstift. Weet meneer de burgemeester dan niet hoe moeilijk het is om dergelijke vlekken eruit te krijgen! Ze doet een scheutje chloor bij de was en zet de machine op 90C. Op een krukje blijft ze roerloos toekijken hoe de was begint te draaien. Ze schrikt op van de deurbel. Met tegenzin staat ze op. Ze zit graag op haar krukje voor de wasmachine.
Voor de deur staat de vrouw van de slager. Haar mollige armen bewegen als kipfiletjes heen en weer wanneer ze haar rode hoed een beetje rechter op haar krullen probeert te zetten. De vrouw van de burgemeester staat als versteend in de deuropening en staart naar de lippen van de vrouw op haar deurmat. Ze zijn rood.
“Fijne dag,” zegt ze als ze zich weer enigszins heeft hervonden en de deur dichtsmijt. Zelfs op haar favoriete plekje op het krukje voor de wasmachine komen haar hersens niet tot rust. Uiteindelijk staat ze op. “Gelukkig heb ik wel mijn fatsoen bewaard en haar een fijne dag gewenst,” zegt ze hardop tegen haar spiegelbeeld.

3e dag
Mevrouw van Klaveren is onderweg met de trein naar de grote stad. Haar lieve meid zit rustig naast haar, helemaal verdiept in haar boek. Mevrouw van Klaveren heeft een broodtrommel met wat drinken meegenomen voor Marietje. Ze heeft haar kleine meid ingeschreven voor groep vier. De hoofdmeester had begrijpend op haar verhaal gereageerd dat ze vanuit het buitenland kwamen en dat Marietje wellicht enige achterstand had opgelopen.
“Helemaal niet erg, hoor. Laat uw kleine meid maar gezellig komen. Wij spijkeren het binnen de kortste keren helemaal bij. Maakt u zich geen zorgen.”
De trein stopt. Hand in hand lopen moeder en dochter vanaf het station naar de Marijkeschool. Marietje lacht. “Bij jou thuis vind ik het ook fijn hoor mam. Ik hoef niet zo te worden als papa en Janneman.”
Geschrokken houdt mevrouw van Klaveren haar pas in. Ze kan het niet. Ze geeft Marietje een dikke kus en samen maken ze rechtsomkeert. Met de trein van 8.45 uur reizen ze terug naar Klavecimbel. De ogen van mevrouw van Klaveren glimmen zoals ze in geen jaren meer geglommen hebben. Is ze iets van plan?

Juffrouw Saartje heeft barstende hoofdpijn en ligt nog in bed als de deurbel rinkelt. Ze schiet in het eerste kledingstuk dat ze kan vinden en opent de deur. De vrouw van de burgemeester kijkt haar weemoedig aan. “Ach kind, dat wist ik niet. Dit is ook echt een beetje ongebruikelijk hoor. Ik had het eigenlijk wel kunnen weten. De bakker en u waren altijd een model-stel. Zo gelukkig samen! Ik had me niet gerealiseerd dat u van binnen nog in de rouw bent, nu de reguliere tijd hiervoor verstreken is. U zag er gisteren ook zo vrolijk uit in uw mooie groene jurk.”
“U zag er ook prachtig uit in uw gedistingeerde paarse jurk, mevrouw van de burgemeester,” zegt juffrouw Saartje die niet begrijpt waar de vrouw van de burgemeester het over heeft. Ze voelt haar handen zweterig worden en veegt ze zo onopvallend mogelijk af aan haar jurk. Dan ziet ze het: ze draagt de zwarte. Ze proest van het lachen en verbergt haar gezicht achter haar handen.
“Ach arm kind,” zegt de vrouw van de burgemeester en legt troostend haar arm om de jonge vrouw heen. “Niet huilen, lieve kind, dat heeft echt geen pas.”
Juffrouw Saartje ruikt haar kans. “Zou het mogelijk zijn dat het zoeken van een geschikte echtgenoot een poosje wordt uitgesteld?” snikt ze terwijl ze de vrouw van de burgervader voorgaat naar de woonkamer. “En lust u soms een kopje koffie?” Ze veegt haar droge tranen af aan een doek die over de bank heen slingert.
De vrouw van de burgemeester kijkt de rommelige kamer rond. Dit is niet zoals het hoort, denkt ze. Haar ogen blijven rusten op de fles met port. Zonder na te denken pakt ze twee mooie glaasjes uit de vitrinekast en zet ze brutaal op tafel. “Die eeuwige koffie kan morgen ook nog wel. Ik heb vandaag besloten dat ik vegetariër word, dus ik heb wel zin in iets stevigs. Al overtreed ik niet graag de gouden regels. Ze zijn de gouden toekomst van Klavecimbel.”
“Ik zeg niks, van mij hoort niemand wat,” zegt juffrouw Saartje en schenkt de glaasjes lekker vol. “Op de gouden toekomst, mevrouw van de burgemeester,” zegt terwijl ze haar glas heft.
“Hoe deed u dat toch?” vraagt de vrouw van de burgemeester tussen twee slokjes door. “Uw huwelijk zo gelukkig houden, bedoel ik. En dat terwijl er nooit een bezegeling kwam op uw gemeenschappelijk geluk.”
Juffrouw Saartje moet even met haar ogen knipperen voordat ze de woorden van de vrouw van de burgemeester begrijpt. Ze slikt. De weduwe van de bakker denkt terug aan haar liefdeloze huwelijk. De bakker werkte tot diep in de nacht en viel thuisgekomen altijd als een blok in slaap. Seks was in het begin van het huwelijk even een overweging geweest maar juffrouw Saartje had haar man daar snel vanaf gepraat. Hij bakte er werkelijk niets van.
Al vrij vroeg in het huwelijk kroop ze iedere avond alleen in het echtelijke bed terwijl haar man het brood voor het hele dorp ging bakken. Naar buiten toe hadden ze blijkbaar heel gelukkig geleken, maar eerlijk gezegd had ze geen moment gehuild toen haar man was uitgegleden en zijn nek gebroken had. Seks, ze had het nooit gemist, totdat ze haar avondsoap ontdekte. Die mensen leken er toch wel veel lol aan te beleven. De nieuwsgierigheid van juffrouw Saartje was gewekt.
De vrouw van de burgemeester kucht. Juffrouw Saartje schrikt op uit haar gedachtes. “We hebben veel gepraat,” zegt ze snel. “Toen onze kinderwens onbeantwoord bleef, zijn we de liefde in elkaars vriendschap gaan zoeken. De band was onbeschrijfbaar hecht. Ik zou het niet kunnen verdragen om mijn liefde nu te delen met een andere man. Het zou ook niet eerlijk zijn tegenover die nieuwe. Ik zou hem nooit de liefde kunnen geven die hij verdient. Nee, het zou niet eerlijk zijn. Het leven is te kort om elkaar ongelukkig te maken.”
De vrouw van de burgemeester slaat haar hele glas port in één keer achterover. Ze houdt haar glas bij voor een volgende. Nog voor juffrouw Saartje kan bijschenken, staat de vrouw van de burgemeester onverwachts op en loopt het huis uit. “Fijne dag,” roept ze over haar schouder.
“Barst,” zegt juffrouw Saartje tegen de dichte deur. Wat kwam ze eigenlijk doen? denkt ze. Juffrouw Saartje haalt haar schouders op, pakt de port en neemt de hele fles mee naar bed. Daar start ze de dvd met oude afleveringen van haar avondsoap. Ze wil graag meer weten of dat seksgebeuren.

De vrouw van de burgemeester stapt op haar fiets. Voor de slager stopt ze. Lange tijd kijkt ze naar binnen. De slager draait worstjes. Ze houdt van de worstjes van de slager, ze zijn lekker sappig en de jus wordt er lekker bruin van. De deur gaat open en een heerlijke geur stroomt haar neusgaten binnen. “Fijne dag,” zegt ze.
“Ja,” zegt de slager, “het is een fijne dag.”

4e dag
Mevrouw van Klaveren houdt de hand van Marietje stevig vast als ze het schoolgebouw van Klavecimbel binnenwandelt. De hoofdmeester weet niet zo goed wat hij ervan moet denken. “Mevrouw van de accountant, mag ik u vragen wat u hier naar toe brengt? Het is hoogst ongebruikelijk om vrouwen in dit gebouw aan te treffen, buiten de schoonmaaksters.” Hij maakt zich zo breed mogelijk om haar de weg te versperren.
“Ik breng Marietje naar school. Er is plek zat en ze kan goed lezen. Kunt u mij de weg naar groep vier wijzen?”
“Dat is tegen de gouden regels mevrouw van de accountant. Weet meneer van Klaveren hiervan? Hij heeft zich destijds zeer ingespannen om de gouden regels van een wettelijk stempel te voorzien. Kijk daar hangen ze: de gouden regels met het officiële stempel van Van Klaveren en Van Klaveren. Zelfs uw schoonvader heeft zijn handtekening eronder gezet. Mevrouw van Klaveren loopt naar de wand, haalt het document van de spijker en gooit het in de prullenbak. “Zo daar horen ze thuis. Het wordt tijd dat u uw eigen dochter naar school brengt. In welke groep hoort ze thuis? Zes?”
“Zeven en ze is geen dag achter!” zegt de hoofdmeester trots. Hij krijgt meteen een rood hoofd. “Niet dat ik het haar geleerd heb, hoor.”
“Ik heb nog met je vrouw op de universiteit gezeten. We zouden ons allemaal moeten schamen. Hoe is het zover gekomen, weet jij het nog, Karel?”
De hoofdmeester haalt zijn schouders op, mompelt iets over natuurlijke waarden en laat mevrouw van Klaveren passeren. “Meester Hans,” zegt mevrouw van Klaveren als ze de deur van groep vier opent, “u heeft een nieuwe leerlinge en morgen volgen er ongetwijfeld meer.”
Doodse stilte volgt. Het kan mevrouw van Klaveren niets schelen. Ze gaat naar huis, om haar boek uit te lezen.

Juffrouw Saartje rolt haar bed uit. Haar hoofd bonkt en ze kan de wc niet meer halen. Kots stroomt over haar zwarte jurk. Na een verkwikkende douche weet ze wat haar te doen staat. Ze stapt op haar fiets en rijdt in moordtempo naar de slijter.
“Dag juffrouw Saartje, u ziet er werkelijk belabberd uit,” zegt de slijter. “Wilt u niet liever een kopje koffie?”
“Graag,” antwoordt juffrouw Saartje. Ze haalt een brief uit haar tas. “Van de meneer van de burgerzaken: ik hoef geen man, vanwege grenzeloos verdriet om de vorige.”
“Dat is fijn, dan kunt u even wennen. En u kunt ook weer gaan werken, omdat u geen man heeft die u onderhoudt.”
“Dat is inderdaad waar ik voor kom,” zegt juffrouw Saartje. “Ik zag laatst dat u personeel zoekt. Vroeger was ik verkoopster in de bakkerij.”
“U mag mij helpen in de slijterij. Het is hier veel te druk voor een man alleen. Enneh… Ik ben nooit in aanmerking gekomen voor een nieuwe vrouw, maar die betrekking is eveneens vacant.” Hij lacht verlegen.
Herinnering aan haar slechte huwelijk dringen zich aan haar op. “Ik wil mijn avondsoap kijken en zo af en toe een borreltje drinken,” zegt juffrouw Saartje. Als ze ziet dat de slijter nog steeds uitnodigend kijkt wordt juffrouw Saartje een beetje overmoedig. “Dat thuiszitten, daar werd ik echt helemaal gek van dus dat doe ik nooit meer en ik wil seks, het liefst heel vaak, maar niet tijdens de avondsoap.”
“Oh had u vaak seks met de bakker? Bakte hij ze bruin? U ziet er dan ook erg aantrekkelijk uit, daar zou ik ook wel zin van krijgen.”
“Echt?”
Juffrouw Saartje spendeert ook de rest van deze dag in bed. Dit keer niet met een fles port maar met de hele slijterij.

Ook elders in Klavecimbel wordt de liefde bedreven.

Mevrouw van de burgemeester ligt in het bed van de slager. “Hier kan ik wel weer aan wennen,” zegt ze tegen de slager.
“Net als vroeger, weet je nog? Waarom zijn wij eigenlijk niet getrouwd?”
“Ze hebben onze gegevens in de computer gestopt en de meest perfecte combinaties met elkaar in het echt verbonden.”
“Ik herinner het me weer, het halve dorp ging op dezelfde dag trouwen.”
“Ja, en omdat het zo goed ging met die eerste lichting wilden wij ook allemaal.”
“Ze hadden ons nog zo gewaarschuwd: Behaalde resultaten bieden geen garantie voor een perfecte toekomst.”
“Ik heb drie weken gehuild”
“Ik ook.”
“Dat was geen fijne dag.”

Enige tijd later
“U ziet er prachtig uit mevrouw van Klaveren.”
“Dank u, juffrouw Saartje. Ik ga solliciteren als docent Frans in de grote stad.” Mevrouw van Klaveren had hierover een enorme ruzie met meneer van Klaveren gehad, die aanvankelijk het idee maar niets vond. Toen hij zag dat zijn Marietje de avondkrant al een beetje kon lezen, glom hij echter vol trots en was tot inkeer gekomen. Toen Janneman onder de tafel zijn zusje een schop gaf, kreeg hij van meneer van Klaveren boven de tafel een ferme pets om zijn oren. Mevrouw van Klaveren had die avond na het eten haar oude mantelpak uit de mottenballen gehaald en opgestreken.
Vandaag brengt ze eerst haar kinderen naar school. Alle jongens en meisjes van Klavecimbel lopen met een broodtrommeltje over straat. Moeders kijken elkaar lachend aan. “Fijne werkdag,” hoor je overal.
Ze kijken giechelend op als de vrouw van de slager en de vrouw van de burgemeester druk babbelend hun kinderen naar school brengen. “Wat een mooie jurken dames en zo fleurig!” zegt juffrouw Saartje.
De dames giechelen. “Ja, de zes wittebroodsweken zijn alweer voorbij. Het wit mocht weer uit. Wat gaat het toch snel.”
“Paars staat u nog steeds erg mooi, mevrouw van de slager. En al die worstjes doen uw figuur veel beter uitkomen.” Juf Saartje kijkt naar de beide dames. Ze glimmen van geluk. De vrouw van de burgemeester stift haar volle lippen, waarbij haar armen nog steeds gezellig wiebelen als kipfiletjes.
“Tot vanmiddag, fijne werkdag!” zeggen alle dames nogmaals tegen elkaar.
Juffrouw Saartje lacht. Ze is gelukkig. Ze heeft besloten dat het huwelijk niets toevoegt aan de gezelligheid die ze met de slijter deelt. Het juffrouw-zijn bevalt haar zoveel beter dan de-vrouw-zijn-van.
Het is een fijne dag.

Fijne dag! © Nienke Pool

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2014  Nienke Pool