Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2013  Menko Wielaerts

De val - Menko Wielaerts

‘Mijnheer van Eijsden, mijnheer van Eijsden, een korte reactie graag…’
‘Het spijt me, ik wordt verwacht in de Tweede Kamer…’
‘De NRC maakt melding van grove blunders op uw ministerie bij de marktselectie voor de aankoop van nieuwe gevechtshelikopters, wat is uw reactie daarop?’
De minister beende onverstoorbaar door de haag van verslaggevers, camera’s en microfoons.
‘Ik herken mij niet in dat beeld. We zijn uiterst zorgvuldig te werk gegaan’, zei van Eijsden. Zijn dienstauto was al in zicht, maar hij kwam niet snel genoeg vooruit om verdere vragen te kunnen negeren.
‘U zou het al op voorhand op een akkoordje hebben gegooid met het Koreaanse Heliflex…’
‘Dat is een ongehoorde aantijging. Ik werp dat verre van mij! Het landbelang is er bepaald niet mee gediend dat sommige media nalaten hun berichtgeving te baseren op de feiten. En nu moet ik toch echt…’
‘Nog een laatste vraag, alstublieft? Is het waar dat vertrouwde leveranciers als Eurocopter te laat op de hoogte zijn gebracht en niet de kans hebben gekregen offerte uit te brengen?’
‘Ook dat is volstrekt uit de lucht gegrepen. De selectie en aanbesteding zijn uiterst zorgvuldig voorbereid. U kent mij als iemand die hecht aan transparantie. En wilt u me nu alstublieft laten instappen, verdikkeme…’
De chauffeur schoot te hulp om de journalisten op afstand te houden en opende een achterportier zodat de geërgerde minister eindelijk kon instappen. Walther, zijn voorlichter, zat al op de andere zitplaats, druk in de weer met een tablet.
‘Gezeik over Heliflex, zeker?’ begon hij zonder begroeting. Ze hadden al de hele dag mobiel contact.
‘Ach man, hou op! Als er één hond in die meute een spoor ruikt, draaft de rest de hele dag keffend achter je aan met die kutmicrofoons. De persvrijheid is mij dierbaar, zoals je weet, maar waarom op donderdagen?’ grapte van Eijsden.
Walther liet een vreugdeloos lachje horen om hem een plezier te doen. Die grap maakte hij ook op alle andere dagen van de week. Hilarisch, net als zijn vaak herhaalde grap over die politicus die aan het eind van een toespraak zegt: ‘en nu zal mijn medewerker een mop vertellen’. De herhaling tekende zijn minachting voor medewerkers. Hij kende weinigen bij naam. Net als de bedienden van Immanuël Kant, zouden ze wat hem betreft allemaal Lampe kunnen heten. Daniël van Eijsden was een klootzak. Maar niet getreurd: na de volgende verkiezingen was er weer een andere klootzak. Als de man zo doorging met blunderen, zou Walther daar zelfs niet op hoeven wachten en werd ‘zijn’ minister tijdens de rit vervangen om de schade voor de coalitie te beperken. Het was voorlopig zijn ondankbare taak dat te voorkomen.
 ‘Als ik je een goed advies mag geven, Daniël: bewaar je geduld tegenover die journalisten en leer er ontspannen mee omgaan. Als je getergd of geïrriteerd reageert, zoals daarnet, roep je dat meutegedrag zelf over je af.’
‘Ja, ja, je hebt natuurlijk gelijk Walther,’ wuifde hij de kritiek weg, ‘maar jij hebt makkelijk praten. Ik moet ze te woord staan, jij niet. Ze versperden me gewoon de weg naar de auto!’
Walther knikte beleefd begripvol.
‘Het is lastig, maar laat je niet in het defensief drukken. Vanochtend bij Radio 1 liep je vast en gaf je je ambtenaren de schuld dat de Kamer niet tijdig was geïnformeerd. Dat moet je dus nooit zeggen, Daniël. Zelfs als het zo is. Denk aan de beeldvorming! Je wordt al snel neergezet als bewindsman die geen controle meer heeft over zijn departement. Zeker op Defensie moet je dat ten koste van alles voorkomen. En dan die badinerende uitspraak over vrouwen in het leger…’
‘Wees maar niet bang, Walther. Ik stel je advies op prijs, maar ik zorg er echt wel voor dat mijn uitlatingen worden gesteund door de premier. Zolang ik niet het gevoel krijgt dat hij me laat bungelen, pak ik de ruimte die ik nodig heb om uit deze crisis te komen. Hoe dacht je dat ik was gekomen waar ik nu was? Zónder die politieke antenne?’ zei hij arrogant, ‘en die ambtenaren moeten er af en toe aan herinnerd worden wie de baas is. Desnoods via de radio, maakt me helemaal geen ruk uit.’
De krachtterm stond in contrast met zijn geaffecteerde toon. Walther trok een grimas die uitdrukte dat hij alleen maar probeerde te helpen.
‘Denk niet dat je in Den Haag overleeft met alleen de rugdekking van de premier, Daniël. Als hij merkt dat jij je eigen ambtenaren niet in je zak hebt, laat hij je vallen als een baksteen als het er op aankomt. Vergis je niet, dat kan heel snel gaan.’
De minister snoof, negeerde Walther en begon druk stukken uit zijn loodgieterstas door te nemen. Hij was bedreven in het politieke handwerk. Hij kende zijn dossiers. Alles onder controle, meende hij.

*

Voor ze naar de Tweede Kamer gingen, reden ze langs het ministerie. Voor de oppositie hem zou fileren wilde hij uitvoerig worden gebriefd door zijn SG. Hij liet de chauffeur vertrekken en commandeerde Walther zijn tassen naar binnen te sjouwen.
‘O ja, Walther, sorry jongen, ik weet dat het je werk niet is, maar ik ben helemaal door m’n sigaretten heen. Haal daarna even een pakje Benson & Hedges voor me, wil je?’
Nadat Walther weg was belde van Eijsden vanaf zijn kamer naar de SG om te laten weten dat hij was gearriveerd en liep vervolgens de gang op naar het toilet.
‘Daar is die zelfingenomen kloothommel! Camera klaar?’
Van Eijsden was te diep in gedachten verzonken om te beseffen dat ze het tegen hem hadden, maar toen hij ruw werd vastgepakt, was hij in één klap wakker. Hij keek verwilderd om zich heen. Hij zag vijf vrouwen - ambtenaren zo te zien - in nette mantelpakjes. Het volgende moment viel hij op de grond doordat hij van één van hen een flinke zet kreeg terwijl een ander hem pootje haakte. Nadat hij was gevloerd, begonnen ze fanatiek op hem in te schoppen. In zijn zij, tegen zijn benen en zelfs tegen zijn hoofd.
‘Vrouwen in het leger stellen dus niks voor hè, reactionaire bal! Wie is hier nu het watje, nou?’ krijste een van de vrouwen.
De anderen vielen haar bij en maakten de minister ook uit voor rotte vis, terwijl één van zijn aanvallers het tafereel stond te filmen met haar mobiel.
‘En als jij door je eigen stommiteiten met je vette nek in een strop hangt, hebben je ambtenaren het natuurlijk weer gedaan. Lulhannes!’
Daniël van Eijsden kermde vertwijfeld en bloedde als een rund. Hij kwam pas tot zijn positieven toen er beveiligers kwamen aanrennen om hem te ontzetten.
‘Jullie denken toch niet dat je hiermee wegkomt?’ brieste hij. ‘Zet die terroristen vast, mannen!’
‘Dat zou ik niet aanraden’, zei een van de vrouwen. ‘Als je een aanklacht indient, sturen we onze opnamen van jou linea recta naar alle media. Ik hoef alleen nog maar op “verzenden” te drukken. Dat levert een interessant plaatje op. Wat dacht je ervan? Toch maar niet doen?’
De bewakers aarzelden en wachtten de reactie van de gehavende bewindsman af.
‘Laat ook maar, jongens. Laat ze gaan. Het is het niet waard.’
Tot zijn opluchting liepen de vrouwen weg. De brutaalste van het stel draaide zich om en keek hem treiterend aan.
‘Sterkte straks in dat debatje. U zult moeten praten als Brugman, excellentie.’
Toen ze weg waren, werd hij overeind geholpen door de beveiligers.
‘Bedankt mannen, maar willen jullie er voor zorgen dat dit nooit meer voorkomt? Ik wil voortaan permanent beveiliging op mijn gang. En tegen niemand een woord hierover, is dat duidelijk?’
 
*

Een uur later zat Walther vanuit de ambtenarenloge achter in de Tweede Kamer te kijken naar een knap opgelapte, maar duidelijk geblutste minister van Defensie. De parlementariërs waren geërgerd dat hij hen had laten wachten voor het interpellatiedebat over de helikopteraffaire en trokken onbarmhartig van leer, de fractievoorzitter van de christen-democraten voorop.
‘Moeten we uit uw verbanduitdossing begrijpen dat u bij een persoonlijke inspectie in de Afghaanse provincie Helmand op een bermbom bent gestuit?’ begon hij badinerend.
De valse fractievoorzitter had daarmee de lachers op zijn hand en ging verder.
‘Als u uw taak inderdaad zo serieus opvat, vraagt mijn fractie zich af of het voor een minister niet verstandiger zou zijn dit vanuit een helikopter te doen. Hoeft niet eens zo’n hele dure te zijn.’
Nog meer gelach. Van Eijsden wist niet waar hij kijken moest en wilde het woord nemen, maar de fractievoorzitter van de sociaal-liberalen was eerder bij de interruptiemicrofoon.
‘Mevrouw de voorzitter, het kan natuurlijk ook zijn dat de minister thuis tegen een deur op is gelopen. Zijn echtgenote kennende en indachtig zijn uitspraken op de radio vanochtend …’
Het gelach ging deze keer gepaard aan geroffel op de bankjes. De voorzitter had hen even lekker laten uitrazen maar greep nu in.
‘Ik geef eerst de minister de gelegenheid voor een korte reactie. Daarna hoop ik op uw serieuze bijdragen in eerste termijn. Het woord is aan de minister.’

Walther lachte in zijn vuistje. Hij had Daniël nog nabloedend in zijn kamer aangetroffen terwijl twee EHBO-ers bezig waren hem op te lappen. Toen ze weg waren had hij verbeten en gegeneerd verteld wat er was voorgevallen. Walther had het een mooi lesje in nederigheid gevonden voor een kerel die zijn best betaalde, getalenteerde medewerker afzeek door hem te behandelen als boodschappenjongen.
‘Sigaretje voor de schrik, Walther?’ had hij gevraagd, wetend dat hij nog geen tandenstoker tussen zijn kapot getrapte lippen had kunnen verdragen.
Daniël had hem verslagen aangekeken met een blik van: ook gij Brutus?
‘Sorry hoor, Daniël. Ik gun dit niemand, maar ga je nu eindelijk naar me luisteren en mij m’n werk laten doen in plaats van me je boodschappen te laten doen? God weet dat je advies nodig hebt, man.’
‘Goed ik luister, al denk ik niet dat iemand dit extreme geweld tegen een ambtsdrager had kunnen voorkomen’, had hij gezegd.
Hij had bijna geknakt geleken, maar was helaas nog niet murw genoeg, had Walther teleurgesteld vastgesteld.
En nu zat hij daar bont en blauw en zwetend als een otter armzalige pogingen doen zijn reet te redden. Pogingen om de vileine bijdragen van de twee fractievoorzitters gevat te pareren, strandden jammerlijk. Van Eijsden bood zijn excuses aan voor zijn verlate komst en verklaarde dat door te melden dat hij, aanzienlijk dichter bij huis dan Afghanistan, was uitgegleden over een beijzelde stoep. Daarna viel hij stil en gaf de voorzitter het woord aan de fracties voor hun eerste termijn. Ze staken van wal in hun slaapverwekkende, quasi-verbaasde parlementariërsjargon.
‘Het is in dit huis gebruik dat…’, ‘Het kan niet zo zijn dat de minister, zónder ruggespraak met de Kamer..’, ‘Voorzitter, onze fractie was hogelijk verbaasd via de media te moeten vernemen dat…’, ‘Is de minister het met ons eens dat dit valt in de categorie “eens, maar nooit weer”?’, ‘Kan de minister nu eens transparant zijn en de mensen in het land klip en klaar uitleggen waarom wij in een tijd van crisis miljarden uitgeven aan maar liefst zeven peperdure gevechtshelikopters?’
Walther hoorde het aan en scheidde feilloos de holle politieke retoriek van vragen en opmerkingen die er echt toe deden en waar van Eijsden in zijn beantwoording alert op moest zijn. Waar het om tijdig informeren ging, gaf hij hem exacte data door waaruit bleek dat het ministerie geen steek had laten vallen. Over die zeven dure helikopters moest hij benadrukken dat zij peanuts waren vergeleken met de bijdrage van andere NAVO-partners. Ze vormden in internationaal perspectief gezien juist een bijdrage aan de stabiliteit die nodig is om de crisis te boven te komen. Dat soort informatie en statements verzond hij via zijn tablet naar vak K.

Helaas koerste van Eijsden in de beantwoording teveel op zijn eigen ‘politieke antenne’ en liet daardoor steken vallen. Zijn verdediging werd allengs een gatenkaas en kamerleden spraken bij interruptie al in termen van ‘verbijsterend gebrek aan zelfinzicht’ en ‘aangeschoten wild’. Coalitiefracties spraken over ‘lessen trekken’. De oppositie schermde al met een motie van wantrouwen. Het debat werd aangehouden. De Kamer eiste de aanwezigheid van de minister president om aan te geven dat het menens was en wilde opheldering over de vraag of het kabinet wel met één mond sprak.

Walther had de MP ruim daarvoor al ingeseind dat het de verkeerde kant uitging. Hij kreeg een cryptisch, maar duidelijk bericht terug.
‘Heb meegekeken. Tenenkrommend. Hou me beschikbaar en klaar voor actie.’
Na hervatting van het debat in tweede termijn werden de aanvallen heviger, maar de minister president pareerde makkelijk, bijna luchtig met die blije flierefluitersstijl die liberalen eigen is. Boodschap: alles onder controle; niets aan de hand en de Kamer leek het te pikken.
Maar zijn minister van Defensie schatte dit helemaal verkeerd in en begon uit overmoed vals te zingen. Ik plaats van blij te zijn en zich gedeisd te houden, begon hij terug te tuffen.
‘Het is toch te gek voor woorden dat je als minister van Defensie je werk niet meer kunt doen omdat je voor ieder wissewasje en vaag gerucht in de krant ter verantwoording wordt geroepen door de Kamer…’, liet hij zich getergd ontvallen.
De MP keek Walther aan en sms-te: ‘go’.
Walther drukte op ‘verzenden’.
Een kwartier later, toen de Kamer al witheet over van Eijsden was heen gevallen, stond het bericht op ANP:
‘Vanavond is bekend geworden dat de minister Defensie op zijn departement is aangevallen door vijf vrouwelijke ambtenaren van zijn ministerie, nadat hij één van hen onzedelijk zou hebben betast. Eén van de vrouwen filmde de minister na zijn “val”. De vrouwen zeggen te hebben gehandeld uit noodweer en hebben aangifte gedaan bij de politie Haaglanden. Een woordvoerder van het ministerie laat weten dat een intern onderzoek wordt gestart en wil geen verdere mededelingen doen. De minister verantwoordde zich op het moment van bekendwording van het incident in de Tweede Kamer over de Heliflexaffaire.’

Walther zag van Eijsden wit wegtrekken toen de MP zijn minister het bericht liet zien op zijn smartphone. Het begon ook door te dringen in de Kamerbankjes, waar kamerleden opeens een veel voor de hand liggender verklaring zagen voor het uiterlijk van de minister dan een gladde stoep. Of hij die vrouw nu had lastig gevallen of niet: hij was in elkaar getrapt en had daar zonet glashard over gelogen. Wat was zijn woord dan waard in die helikopteraffaire? Hij hoorde het ze denken.
In vak K zag hij de MP naar van Eijsden buigen en hem iets influisteren. Hij gaf het welgemeende, maar dringende advies om de tekst die zijn voorlichter zojuist naar hem had gemaild aan de Kamer voor te lezen. Van Eijsden slikte moeilijk, keek aarzelend om zich heen en gaf toen een seintje aan de voorzitter, die hem het woord gaf.
‘Geachte afgevaardigden, door omstandigheden waarover sommigen van u misschien al via de media hebben vernomen, voel ik mij genoodzaakt een verklaring af te leggen. Er worden beschuldigingen tegen mij geuit waartegen ik mij nu niet kan verweren, maar die mijn functioneren als minister de komende tijd waarschijnlijk ernstig zullen belemmeren. Ik ben geen man die wegloopt voor zijn verantwoordelijkheden, maar het lijkt mij in deze situatie in het landsbelang dat ik mijn ontslag aanbied aan de Hare Majesteit de Koningin. Ik dank u.’
Met de arm van de MP om hem heen, liep van Eijsden definitief gebroken naar de uitgang. Snakkend naar een sigaret.

De val © Menko Wielaerts

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2013  Menko Wielaerts