Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2010  Maja Vlaming

Oppas - Maja Vlaming

De vrouw draait haar witte huurauto de modderige oprit in. Ze denkt dat ze goed zit, al is de brievenbus weggeroest en vormen de letters alleen nog maar 'uma.' Bij de benzinepomp een kilometer of tien terug kende ze hem wel, that crazy old Dutchman. Bij de rood geverfde schuur moest ze naar links, de onverharde weg op, en dan rechts bij het autowrak. Dat kon een blinde gater nog vinden. Ze vroeg maar niet wat dat was, de mannen van de pomp stonken en staarden naar haar borsten. Nu was dat wel begrijpelijk, vorige maand werden ze nog gelift. Het resultaat mag er wezen.
Ze rijdt door een veld met hoog gras en bramenstruiken naar het houten huis in de verte. De weg bestaat uit modder en kiezels, die de banden doen knarsen. God  waarom moet die man ook helemaal hier wonen? Het vliegticket en de auto kostten een vermogen, maar ze kon niet op een aanbieding wachten. Volgens de arts was er haast bij. Hij had zich voorgesteld als Dr. Fish, Mr. Bouma's general physician. Arlène wist eerst niet over wie Dr. Fish het had, maar gaandeweg werd duidelijk dat het haar opa van moederskant betrof. Opa Gijs, die toen zij klein was in de buurt van Vlagtwedde woonde in het niets tussen de bruine aardappelvelden. Donkere aardkluiten en modder, de geur van mest, ze ging er niet graag op bezoek.
Hier woont hij ook in the middle of nowhere. Maar het landschap is mooi, het glooit en is veranderlijk. De knoestige boompjes die de lage heuvels bedekken, de kleur van de vogeltjes en bloemen in de berm, het type boerderij... steeds is alles anders.
Met een druk op de knop laat ze haar autoraampje naar beneden zoeven. De warme lucht stroomt naar binnen. Ze ruikt nat gras en de bedwelmende geur van schermbloemen. Meteen kriebelt haar neus. Ze moet niezen, zo hevig dat er vlekken voor haar ogen verschijnen. Voor ze het weet schiet ze uit met haar stuur en raakt een grote steen. Ze hoort een knal en de auto rijdt ineens anders. Shit!

Arlène zet de auto stil en stapt uit. Haar sandalettes vinden slecht houvast tussen de kiezels. Natuurlijk, een lekke band. Het huis is nog een paar honderd meter: gestrand voor de eindstreep. Dan maar lopen. Er komen muggen op haar blote benen en enkels af. Ze probeert snel te lopen om ze af te schudden. Haar oksels worden nat en het dunne katoen van haar gele jurkje plakt op haar rug. De temperatuur is hoog, maar de luchtvochtigheid die ze nog nooit zo erg heeft meegemaakt, maakt het ondraaglijk.
De weg eindigt een stukje voor het huis. Er staat een roestige pick-up truck, van het type dat je wel eens in Amerikaanse jaren '50 films ziet. Linksachter mist een raam. Ze loopt over het krakende hout van de diepe veranda naar deur. Hij staat open, alleen een vliegenhor hangt voor de opening. Arlène blijft stilstaan en luistert. Op de vogels en insecten na hoort ze niets. Ze wrijft in haar vermoeide ogen.
'Meneer Bouma!' roept ze zo hard als ze kan.
De hitte en hooikoorts hebben haar geërgerd gemaakt en ze wil de zaak snel afronden. Ze heeft nog een weekje Fort Lauderdale in het verschiet, daar is tenminste zeewater om in af te koelen.
'Hallo, bezoek!'
Ze veegt haar nat geworden pony naar één kant en steunt tegen de deurpost. Verdorie is hij er soms niet? Volgens Dr. Fish moest hij nu thuis zijn. Nog maar eens roepen. Geen reactie.
Ze blijft een tijdje roerloos staan, onwillig om de schaduw van de veranda te verlaten, dan pakt ze haar handtas. Op haar blocnote schrijft ze een briefje dat ze onder Bouma's ruitenwisser steekt. Ze gaat liever niet ongevraagd naar binnen om het daar achter te laten. Mensen die zo afgelegen wonen in dit deel van Amerika staan bekend als schietgraag, zeker als ze je niet kennen, of herkennen in haar geval.

Met tegenzin loopt ze terug naar de auto. Het zal een heel karwei worden om het reservewiel erop te krijgen. Ze heeft het één keer eerder gedaan. Of nee, gezien was het meer, toen haar ex-man het voordeed. De ex met de gouden handen. Alles kon hij repareren, alleen hun huwelijk niet. Als Arléne een ogenblik achterom kijkt, ziet ze het hor bewegen. Vreemd, er is geen zuchtje wind. Is hij er toch? Zo snel als mogelijk is op die rotschoenen loopt ze terug.
'Ik weet dat u er bent,' probeert ze.
Een gebruind hoofd met lang, wit haar verschijnt in de opening. 'Whats ya'wan?' vraagt de man achterdochtig.
'Ik ben uw kleinkind uit Nederland. Arléne Bouma! Weet u wel?' Arlène doet haar zonnebril af en kijkt hem vriendelijk aan.
'Kleinkind from Holland... No way! Are you kidding me?' Voordat Arlène iets terug kan zeggen verdwijnt hij achter het horgordijn, 'stupid doc schould mind his own darn business,' hoort ze nog.
'Nou moet u eens goed luisteren,' roept ze, terwijl ze driftig het gordijn aan de kant duwt en naar binnen stapt, 'ik ben het enige familielid dat wou komen. Ik weet hoe ernstig het is en ik...' haar mond valt dicht.

Ze had een vervuild ouwe lullenhuis verwacht, maar deze woonkamer had best in een van haar bladen over woninginrichting kunnen staan. Een rustiek wonen special, dat wel. De houten meubelen passen perfect bij elkaar en zijn voorzien van kunstige details, zoals vogeltjes gesneden in de armleuningen. Op het glanzende houten tafelblad staat een aarden schaal met mango's en er staat een bijpassende vaas met rode snijbloemen. Ook de vloer is van prachtig hout. Ze herkent de soort niet, maar de kleur sluit in elk geval naadloos aan bij de houten balken van het plafond. Het zijn niet van die lelijke sierdingen, maar echte steunende balken.

'Ik zie dat mijn woonkamer je bevalt,' zegt Bouma met onvervalst Amerikaans accent.
'Eh ja, prachtig! Ik ben interieurontwerpster, vandaar de interesse.'
'Interieur-ontwerpster. Vandaar ja.' Hij neemt haar op van onder tot boven. 'En vanwaar die interesse in mij?'
Ze staan tegenover elkaar. Arlène zet een hand in haar zij. 'U bent toch mijn grootvader?'
Hij wrijft over zijn stoppelbaardje. 'Yeah, yeah... grootvader,' het uitspreken van de 'g' kost hem moeite. 'Who gives a rats ass.'
Arlénes ogen lijken vlam te vatten. 'Hoor eens even, ik heb een lange reis achter de rug om u te bezoeken en buiten was het erg warm! Ik zou nu wel willen zitten en iets drinken.'
Hij kijkt haar aan met toegeknepen ogen.
Arlène kijkt terug. 'Nou?'
'Ik heb alleen Bud.'

Onderuit gezakt op de veranda met een koud biertje in de hand ontspant ze weer. Bouma is bezig vliegengaas op te hangen rondom het zitgedeelte.
'Mag ik u Gijs noemen of heeft u liever opa?' vraagt Arlène.
'Hmpf, doe maar Bill. Zo heet ik in Alabama.'
'Bill Bouma? Die is goed,' grinnikt ze.
'Ach, die rednecks hier kunnen niet overweg met buitenlandse namen. Bill was het eerste dat in ze opkwam.' Hij bekijkt het gaas van alle kanten. 'Daar komt geen pesky little bugger meer doorheen.'
'Gelukkig.' Arlène krabt aan een bult op haar kuit.

Bill veegt het zweet van zijn voorhoofd en komt tegenover haar zitten. Hij kijkt niet sacherijnig meer. Wat praten over Nederland heeft geholpen. De oude man deed wel of hij niet geïnteresseerd was, maar ondertussen zoog hij alle informatie op die ze hem voerde: over de familie, over hoe Groningen er tegenwoordig bijligt, het koningshuis...
'Hoe vind je het hier?' vraagt hij.
Arléne kijkt om zich heen, ze ziet nog een garage en een grote houten schuur. Het huis zelf is kolossaal -voor Nederlandse begrippen- en bestaat uit twee verdiepingen. 'Ruim! En mooi al dat hout. Maar hoe bent u hier eigenlijk beland? Eerst woonde u toch aan de westkust?'
Bill maakt een afwerend gebaar. 'Ja ja, in L.A. en een klotestad dat het is! Maar ik heb er goed geld verdient, met meubels maken voor de rijkeluis.' Hij neemt een ferme slok van zijn bier, het is een halve liter blik. 'Wist je dat Clint Eastwood een leunstoel van mij heeft staan?'
Arlène schudt van nee en neemt een slokje uit de beker die Bill met veel gemopper uit een van de eikenhouten keukenkastjes tevoorschijn haalde.
'Dat soort mensen betaalt goed, genoeg voor een vroeg pensioen.'
'En die brengt u hier door?'
Hij knikt. 'Dit prachthuis heb ik voor een appel en een ei gekocht. Ik knapte het zelf op en heb zat over om het uit te zingen.' Hij zucht tevreden en strekt zijn benen voor zich. 'Ja, hier is het goed. Geen mens stoort me. Nou ja, alleen doc.' Zijn gezicht betrekt. 'Ik neem aan dat hij je op me af stuurde?'
'Klopt.'
'Zonde van je tijd. Ik doe het niet.'
'Waarom?' vraagt ze neutraal.
Hij snuift. 'Ziekenhuizen! Moet je niet aan beginnen, je gaat er levend in en komt er in plastic verpakt weer uit. Dank je feestelijk.' Hij knijpt het lege bierblik fijn in zijn knuist.
'Kom nou Gijs, eh Bill, dat is onzin en dat weet u heus wel! De kans op succes is vijftig procent. Dat is vreselijk natuurlijk, maar toch meer dan genoeg om het te proberen?' Ze moet aan haar moeder denken, een paar maanden nadat haar borsten afgezet werden, stierf ze. Arlène was nog heel klein. Kort daarna vertrok Bill naar Amerika.

Hij neemt grote slokken van zijn bier. Er gutst wat over de boord van zijn t-shirt. 'Bobs Bar' staat erop. Een stilte net zo drukkend als de warmte daalt over hen neer. Zwijgend drinken ze hun bier. Arlène kijkt naar de grote muggen die voor het gaas dansen. Ze maakt haar eerste beker leeg, hij z'n derde blik.
'Opa Gijs?' vraagt ze eindelijk.
Hij reageert niet.
'Wilt u dood?'
Ze wacht op een vloek of een knorrige vermaning, maar Bill zucht alleen maar en staart voor zich uit naar het dichte struikgewas rond zijn veranda. Het zit vol bedrijvige vogeltjes. Hij schraapt zijn keel en richt zijn blik op haar. Zijn blauwe ogen zijn levendig. Ze passen niet goed in het doorgroefde, magere gezicht.
'Nee Leentje,' zegt hij rustig, 'ik wil niet dood. Alleen, ik kan nu niet weg. Niet voor een paar weken, niet nu het... zover is.'
'Wat bedoelt u?'
'Je zult me een ouwe gek vinden. Aan de andere kant, dat vond je toch al. Dat vindt iedereen.' Hij glimlacht. 'Goed dan, ik doe het.' Bill lijkt in zichzelf gepraat te hebben, maar als hij opstaat, gebaart hij dat ze hem moet volgen.
'Ik heb nog wel wat ouwe laarzen voor je. Misschien zijn ze te groot, maar dat is altijd nog beter dan die rotzooi die jij aan je voeten hebt.' Hij kijkt misprijzend naar haar goudkleurige Jimmy Choos.
'Laarzen? Waarom moet ik laarzen aan?' vraagt Arlène gealarmeerd.
'Dat zul je zo zien.'

De modder komt tot halverwege haar kuiten, de laarzen tot over haar knie. Ze hoopt niet dat ze nog dieper wegzakt. Het is later op de dag en de zon is aardig gezakt, maar op de stomende hitte van het moeras heeft het weinig effect. Het wijde t-shirt dat Bill haar gaf is doorweekt van het zweet. Zelf lijkt hij weinig last te hebben van de hitte, ze kan die bejaarde nauwelijks bijbenen! Hij loopt door het dichte, stekelige kreupelhout alsof het er niet is.
Eindelijk verklaart hij dat ze er zijn. Arlène leunt zwaar tegen een mangroveboom om uit te hijgen. Ze is nog nooit zo kapot geweest. Het duurt even voor ze in de gaten heeft dat ze aan de oever van een groot meer staan. De stank is er minder en ze haalt een paar keer diep adem. Het enige voordeel van het moeras is, dat ze er geen last van haar allergie heeft. Nergens zijn pollen of bloemen, alleen rottende planten. Overal waar ze kijkt is het viesgroen en grijs. Zelfs het water is grijs, te troebel om iets in te zien.
Bill reikt haar de veldfles aan. Ze drinkt er gulzig van.
'Goed zo kind, zo blijf je op de been.'
'Ik ben geen kind, maar een volwassen vrouw. En vertelt u nou eindelijk eens wat er hier zo belangrijk is?'  Ze kan zich niet voorstellen dat iets in dit godverlaten oord van belang zou zijn. Zeker niet iets om je operatie voor te missen.
Zwijgend haalt Bill een verrekijker uit zijn rugzak en tuurt naar de overkant van het meer. Hij speurt de oever af. 'Ha! Ze is d'r,' zegt hij. Voor het eerst klinkt hij blij. Hij laat de kijker zakken en wijst naar een plek aan de overkant, waar een bruin heuveltje lijkt te zijn.
'Kijk zelf maar.' Hij overhandigt haar de verrekijker.
Ze stelt hem scherp en kijkt. De bruine hoop bestaat uit bladeren en takjes. Zo te zien is het niet zomaar een hoop rommel, eerder een groot nest gebouwd door een bijzonder groot dier.
Wauw! Daar is 'ie! Ze knijpt in de verrekijker, zo hard dat haar knokkels wit worden. 'Shit zeg...' fluistert ze.
Bill grinnikt. 'Wat een schoonheid hè? She's my southern belle.'
Een schoonheid zou Arlène het monster niet willen noemen. Met de verrekijker kan ze elk detail zien: de alligator die met haar bek in de bladerhoop wroet heeft slijmerige donkergroene schubben, zwarte klauwen en een brede bek waar scheve tanden uitsteken. Tanden die met gemak een paard kunnen verscheuren, want de alligator is reusachtig! Niet te vergelijken met die uit de dierentuin.
'B-bill, hoe groot is hij nou? Hij, hij lijkt wel meters lang.'
'Hoe groot is zij,' corrigeert hij. 'Dat weet ik wel, ik heb haar van dichtbij gezien en natuurlijk heb ik een timmermansoog.'
'Nou, hoe groot dan?' Arlène geeft hem de kijker terug.
'4,2 meter.'
'Jezus...'
Ze gaat dichter bij Bill staan.
'Voor een wijfje is dat bijna een record,' zegt hij enthousiast. 'Zulke joekels worden zelden gevonden en eigenlijk alleen in Louisiana. Het is heel bijzonder dat ze hier zit! Vroeger had je ze overal in het zuiden, maar dankzij die verdomde stropers...' hij balt zijn vuisten, 'die willen juist de grote schieten. Bastards!'
'Mag dat dan?'
Hij kijkt haar laatdunkend aan. 'Nee Leentje, dat mag niet. Maar dat kan die punks weinig schelen zolang ze niet gepakt worden en veel boswachters zijn er niet. De enige reden dat ze mijn schoonheid met rust laten, is dat dit mijn land is. Private property, daar hebben ze respect voor. Ze weten dat ik zo een kogel door hun kop knal. Oops, hunting accident...Ik miste dat hert maar net, er zat een redneck in de weg.' Hij grijnst.
'Oh, op die manier.' Arlène denkt aan het jachtgeweer dat in de woonkamer aan de muur hing. Ze had er niet bij stil gestaan dat die echt gebruikt werd, het leek een ornament in het interieur.
'Damn poachers!'
'En die bruine bladerhoop, is dat soms haar nest?' probeert ze hem af te leiden. Ineens voelt ze zich erg ongemakkelijk, zo in de wildernis met een vloekende onvoorspelbare man. Haar opa, maar ze voelt geen verwantschap.
'Ja, elke twee jaar komt ze ernaar toe. Ze knapt de boel op tot het just right is en legt haar eieren er middenin. Wist je dat alligators hun jongen beschermen?'
Arlène wist het niet.
'Dat is schitterend! Als ze uitkomen is zij erbij om ze uit het nest te helpen en ze zwemmen nog maanden met haar mee. Ik heb gezien hoe ze allemaal op haar rug klommen, toen er een andere alligator in de buurt kwam. Zij beschermt ze tegen alles en iedereen. Ja, ze is een goede moeder.'
Mijmerend staart hij naar de overkant van het meer waar zijn alligator net te zien is. Een lang stuk hout lijkt ze'Ik kan haar niet laten stikken,' zegt hij zacht.
'Hoe bedoelt u?'
'Ze is nu kwetsbaar, want de eieren komen binnenkort uit. Ze is nu altijd bij het nest en die rednecks uit het dorp, die weten dat. Het is verdomme mijn eigen schuld. Ik heb mijn mond voorbij gepraat in de bar. Domme hond dat ik was, ik had 't net zo goed in de Alabama Gazette kunnen zetten! Nu moet ik blijven. Als ze weten dat ik er ben, komen ze niet.'
Hij ziet er ineens droevig uit. 'Ik begrijp het opa,' zegt Arlène. Ze legt een hand op zijn arm. 'Zullen we maar weer gaan?'
'Yeah. Nu we stilstaan wordt ik ook helemaal leeggezogen.' Zijn stem klinkt weer bars, als vanouds. Hij draait zich om en zet er flink de vaart in.
'Wacht, niet zo snel!' Arlène ploetert achter hem aan door het spoor dat hij in de blubber achterlaat.

Die avond eet ze gestoofd varkensvlees met okra. Het is best smakelijk, alleen wat te pittig naar Arlènes smaak. Bill gooit nog wat extra Tabasco over zijn bord.
'U kunt aardig koken!'
'Als je alleen woont moet je wel. En de keuken hier in het zuiden is niet slecht. Beter dan die smakeloze stukjes rubbervlees en platgekookte groente die we in Vlagtwedde aten.'
Ze glimlacht. 'Tegenwoordig eten we smakelijker.'
'Dat zal wel.'
Ze prikt wat met haar vork in het laatste restje eten. Hoe moet ze het nou brengen? Ze weet niet goed of hij gek is of alleen koppig. Hoe kan ze zijn verstand bereiken? Als hij niet snel geopereerd wordt is het te laat. Die alligator is bijzonder, bijzonder groot in elk geval, maar geen leven waard.
'Bill?'
'Hm.'
'Hoe moet het nu met u?'
'Ik moet niks, gaat prima zo.'
'Heeft u geen last van uw ziekte?'
'Wat hoofdpijn. Heb er vandaag weinig last van gehad.'
'Maar het wordt snel erger en over een paar maanden... over een paar maanden is het te laat!' Ze raakt opgewonden, het geeft haar moed. Die ouwe gek moet nu maar eens luisteren. 'En als ze die krokodil nu niet schieten, doen ze het later wel. Als u dood bent.'
Hij staat op, zo wild dat zijn stoel omvalt. 'Waar bemoei je je mee?'
'Ik wil u helpen, we zijn tenslotte...'
'Familie! Geweldig.' Hij veegt een witte haarstreng uit zijn gezicht en blaast langzaam de lucht uit zijn mond. 'Jongejonge, blijkbaar ben ik niet de enige in de familie die koppig is.'
Arlène kan een lach niet onderdrukken. Ze kijken elkaar aan.
Een sluw lachje verschijnt op Bills gezicht. 'Goed kleindochter. Als je me wilt helpen, ik kan wel een oppas gebruiken.'
'Wat? U bedoelt toch niet wat ik denk dat u bedoelt?'
Hij houdt bezwerend een hand op. 'Het valt reuze mee Leentje! In feite ben je alleen maar een house-sitter. Als ze weten dat de truck voor de deur staat, denken ze dat ik er ben. In het onwaarschijnlijke geval dat ze toch komen, bel je de boswachter. Ik rij met die lelijke witte auto van jou naar het ziekenhuis, zal eerst even de band plakken, en voor je het weet ben ik terug.'
'Dat kunt u niet menen? Ik kan niet lang blijven, één week maar en daarvoor heb ik al gereserveerd bij een
hotel in Lauderdale.'
'Heb je vooruit betaald?'
'Zeshonderd dollar.'
Hij strijkt over zijn stoppelbaardje. 'Dat is weinig geld voor een gater van 4,2. Goed, ik betaal al je onkosten.'Verbluft staart Arlène hem aan. 'U meent het?'
'Yep. Ik haal nog een pilsje voor je. Denk er maar over na.'

Dit keer drinkt ze uit het blik en neemt ze er meer dan één. Genoeg om aangeschoten te worden en alles zonniger in te zien. Een paar weken Alabama is te overzien. Ze heeft nu toch geen werk en Tommy kan gewoon in het pension blijven, Bill betaalt toch. Maar al die moeite voor iemand die praktisch een vreemde is? Iemand die het zichzelf moeilijk maakt, het is niet alsof hij echt haar hulp nodig heeft! Nee, d'r mag best iets tegenover staan.

Maanden later, op een mooie zomerdag, komt het pakket. Arlène zit op het balkon en kijkt naar het busje dat dubbel geparkeerd staat in de smalle straat onder haar. Ze neemt nog een slok van haar bacardi-cola voordat ze overeind komt. Ze drukt de knop bij de intercom in, 'Naar de vierde!' Ze hoort iemand mopperen.
Het is een zwaar pakket, loodzwaar vindt de kruier. Hij rolt het gevaarte over de drempel.
'Naar de woonkamer graag, volgt u mij maar.'
'Wat is het eigenlijk?' vraagt de man. Hij is jong en gespierd, best leuk eigenlijk. Arlène schuift  haar bh wat hoger, zonder dat hij het ziet.
'Een leunstoel,' zegt ze. 'Een hele mooie leunstoel uit Alabama.'
'Alla-watte?'
'Uit Amerika.'
Als hij weer weg is en de stoel uitgepakt, gaat ze zitten. Heerlijk! Precies op maat gemaakt, haar opa is een vakman. Het mooiste vindt ze het snijwerk in de leuningen, ook al hadden ze dat niet afgesproken. Het zijn alligators. Echt een uniek stuk, een kunstwerk! Van dezelfde kunstenaar die de stoel van Clint Eastwood maakte. Haar vriendinnen zullen jaloers zijn.

Oppas © Maja Vlaming

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2010  Maja Vlaming