Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2014  Machteld Bierens de Haan

Ingesneeuwde mensen - Machteld Bierens de Haan

Verhalen in je hoofd en stemmen op de achtergrond. Stemmen van bekenden, die het zich gemakkelijk maken op papier. Personen die met je meeleven en geluiden die door een diepe tunnel langzaam wegsterven, dorpen en families ontstaan in een paar zinnen, terwijl de motor van het verhaal alles langzaam voortstuwt met kleine en grote golven met veel of weinig tekst naar een uiteindelijke ontknoping.

Zo kwamen de gebeurtenissen op me over in de omgeving waar ik voor een paar maanden woonde. Het dorp gaf een gevoel van een vacuüm in de tijd, een plek waar je overheen keek op de kaart die zijn eigen dynamiek behouden had.
Ik huurde een huis om een onderzoek af te maken. Het was een onderzoek voor een organisatie die zich bezighield met adviezen aan bestuur van kleine dorpen en lokale overheden. Alles was geregeld via een contactpersoon in het dorp. Bij mijn aankomst liet hij me het huis zien, nam de status van de kamers op en verdween. Zijn naam was Emile Swarborg. Hij was begrafenisondernemer en boswachter en wist precies wie er overleed en overleefde.
Het huis lag aan een zandweg, had een voor en een achtertuin en was omgeven door bomen. Op de begane grond waren drie kamers met houten vloeren. Alleen in de keuken, de badkamer en het entree lagen marmer of tegels. In het entree lag een dieprood tapijt. Op de eerste verdieping was een zolder. Twee keer per week kwam er een werkster. Ik sprak haar taal niet.
In de eerste weken maakte ik kennis met de buren en sprak met mensen die ik op straat ontmoette. Marsha was de buurvrouw. Ze werkte in de bibliotheek en haar man had een garage aan de andere kant van het dorp. Tegenover me woonde een piano lerares met drie honden. Haar man was twee jaar geleden om het leven gekomen.
Tijdens de gesprekken met de omwonenden kwam steeds één persoon naar voren, iemand die niet meer in het dorp woonde. Merdek. Ze was klein voor haar leeftijd en had zwart haar tot op haar schouders. Ze sprak niet en was enigst kind. Haar vader was dokter en haar moeder was ooit hoofd van de lagere school.
Toen ze negen werd, verdween haar vader. Op een dag kwam hij niet meer thuis van zijn werk. Eerst had ze nog in de tuin gestaan, maar toen het te koud werd ging ze naar binnen. Haar moeder, Nazra, pakte de fiets. Merdek bleef in de keuken zitten. Ze zat aan tafel en bladerde door een boek. Van voor naar achteren en weer terug. Nazra reed naar de praktijk, de buren en andere mensen die ze kende. Uiteindelijk ging ze naar de politie.
Een dag later had de politie de buurt doorzocht. Toen er geen spoor van hem werd gevonden, begon de ellende. Het was een kleine gemeenschap en bijna iedereen kende de dokter. Geen gewone ziel zou zich zomaar ingraven in het plattelandsleven om mensen te helpen. Men was overtuigd dat geen mens er behoefte aan om zich zonder aanleiding af te zonderen van zijn geboortegrond. Bij aankomst was de dokter hartelijk ontvangen en geleidelijk werd hij een inwoner met aanzien, maar na zijn verdwijning ontstonden er tijdens de zoektocht allerlei verhalen. Dat was allemaal niet nodig geweest als hij een aardige afscheidsbrief had geschreven. Maar dat had hij niet. Hij was net zo onverwacht verdwenen als hij gekomen was.

Na de verdwijning werden de meeste mensen bang voor Merdek. Ze waren overtuigd dat er iets niet goed was met haar familie, er een vloek op hen rustte, of op hun huis als straf voor onbekende zaken. Toch waren er mensen die graag over Merdek spraken, over haar gedrag, haar weglopen en het verbranden van haar vingers. Andere bewoners trokken in stilte weg omdat het mysterie van haar vader nooit was opgelost.
De volgende ochtend was het wit buiten. Tijdens de nacht was mijn uitzicht van einde herfst in volledige winter veranderd. Ik bleef een paar seconden in de stilte staan. Een vogel verdween in een boom achter het huis. Ik had het gevoel dat er twee ogen naar me keken. Een schaduw verdween in de hoek van mijn gezichtsveld. Achter me plofte een pak sneeuw neer.

Zonder dat ik er moeite voor deed ging het verhaal in mijn hoofd verder. Ik dacht aan de opmerking van een man op weg naar de markt. Was die dokter wel zo onschuldig? Waren er geen oorlogsmisdadigers jaren zoek? Of gewone misdadigers? En degene die als ontoerekeningsvatbaar of gewoon gek de troon sierde? Ieder dorp had er wel één of meerdere die overdag in de massa opgingen, zich aanpasten, maar zodra het zonlicht verdween toch onverklaarbare trekjes begonnen te vertonen. Onberekenbaar en listig. Intelligent en onverdraaglijk. Op het plein ontmoette ik mensen die vertelden over verborgen geesten, volksverhalen en andere gebeurtenissen die niet uit te leggen waren. Zij hadden de man al veroordeeld, voor de rest van zijn leven opgesloten, vervloekt en voor gek verklaard.

De dag na de verdwijning stond er een auto voor het huis van Nazra en twee agenten voor de deur.
“Mag dat zomaar?” vroeg ze.
“Mogen jullie zomaar in mijn huis naar binnen?”
Ze droeg een lange donkere jurk met platte schoenen. Haar vragen vertraagde het bezoek, maar stopte het niet. De agenten liepen door het huis en zochten naar iets dat hun verder kon helpen. Een hond liep mee. Niks hielp, geen boek, geen brief en geen achtergelaten kleding. Een half uur later vertrokken de bezoekers weer. De hond blafte. Nazra keek naar de adem van de hond en dacht dat honden mensen aten.

In de nacht waren ze klaar met inpakken. Merdek ging op haar tas zitten. Haar moeder sloot de kamerdeur en riep het meisje. Ze stond op en sleepte het tapijt mee wat naast haar bed lag. Het was een rood tapijt. Het huis werd verhuurd, maar dat kon Nazra haar niet uitleggen. Met grote ogen keek Merdek naar haar moeder die met een kleine koffer vertrok. Niets werd weggegooid, maar Merdek wilde niet dat spullen op de zolder of in een opberg verdwenen. En zo vertrokken ze, Merdek met vijf tassen en een kleed en haar moeder met een kleine koffer. Over de periode dat Merdek bij haar familie woonde en haar moeder buiten het dorp werkte, werd me niet veel verteld. Merdek werd vermeden. 
Ik hoorde de sleutel in het slot van de achterdeur. Zana, de werkster, stampte haar laarzen schoon en kwam binnen. Ze maakte een gebaar dat ze het koud had, zei een paar onbegrijpelijke woorden en nam de trap naar boven. Ik besloot een wandeling in de sneeuw te maken en een brief te posten naar mijn ouders. In het postkantoor stond een rij mensen met sneeuwschoenen aan. De vloer was nat. Een schoonmaakster had om een bezem een doek gebonden en maakte de vloer schoon. Langzaam veegde ze de stukken sneeuw en zand naar de zijkant. Echt schoon zou het niet meer worden en droog was het al helemaal niet. Die nacht sneeuwde het weer.

De volgende ochtend werd ik gewekt door een helder licht van buiten. De zon scheen op het ijs in de sloot. De buren veegden het pad voor hun voordeur schoon en haalden daarna een gedeelte van de sneeuw op de zandweg weg. Mijn begrip voor deze mensen groeide, de ingesneeuwde mensen in hun huizen met hun verhalen en gebeurtenissen. In deze geïsoleerde samenleving was alles onder controle. Op het moment dat je van binnen uit afbraak pleegde, dooide de structuur geleidelijk weg en bleef er niet veel over dan groep kleine heersers die hier op deze afgelegen plek tijdelijke de macht in handen had.

Een paar weken later stond Emile voor de deur met zijn hond. Hij zag er ongewassen uit en kwam iets voor de eigenaren ophalen. Er waren spullen achtergelaten in een kast aan het einde van de gang.
“Mijn hond volgt me altijd. Het is een goed beest, maar snel alleen.”
Hij grijnsde en hapte naar adem. Ik keek hem aan. Zijn ogen waren helderblauw en hij zag eruit alsof hij op jacht ging. Zijn regenjas rook naar regen en modder. Hij wandelde naar een deur aan het einde van de gang, maakte die open en verdween met zijn hond in de opslag. Ik hoorde een lied zonder melodie. De hond blafte. Een half uur later kwam hij weer de gang in.
“Als u het niet erg vindt, laat ik het raam op een kier staan, het is erg vochtig en er een hangt een nare lucht.”
Hij had twee boeken en een paar oude kranten in zijn handen en er hing een weeïge walm om hem heen. In de gang draaide hij zich om.
“U bent nogal geïnteresseerd in die familie, hoorde ik, die jaren geleden vertrokken is. Maakt u zich maar geen zorgen, die zijn niet meer terug gezien.”
Ik gaf geen antwoord.
“Ze zijn allemaal verdwenen,”zei hij, en na een stilte, “en nooit meer teruggekomen.”
Hij groette me en stapte naar buiten. Ik liet de achterdeur open staan. Langzaam liep Emile weg, bij elke stap verdeelde hij, om in balans te blijven, zijn gewicht van het ene been op het andere. De hond cirkelde om hem heen. 

De week daarna kwam Emile onverwacht terug met een envelop met foto’s. Hij ging aan de keukentafel zitten en veegde zijn haar uit zijn gezicht.
“Ik was de fotograaf.”
Hij veegde de foto's uit de envelop.
“Toen ik ze vond dacht ik dat het wel de moeite was om het te laten zien.”
Ik zag de buurman en de buurvrouw en een meisje met zwart haar en een wit gezicht. Een hond en een vrouw voor een schoolgebouw en nog meer foto's met gezichten uit de buurt.
“Ik heb alles gezien, maar ik kan er niet veel over zeggen. Het was een duivel die man. Hij droeg de hel in zich, begrijpt u?”
Ik bewoog niet.
“Er was niemand die hem nodig had. Kijk hier, de hele straat tijdens de zomer.”
Op enkele foto’s dacht ik een dokter te zien. Het was de druk van buiten en de rust van binnen, legde Emile me uit, wat niet samenging in die man, die dokter. Hij was een nare opwelling in de gemeenschap. Emile vertelde heel logisch dat hij was verdwenen omdat hij ervoor gekozen had om te verdwijnen. Terwijl hij dit zei keek hij me aan.

Nadat alle foto’s uitgelegd waren en een beetje stil lagen te zijn, veegden hij met zijn handen alles bij elkaar en schoof ze in de envelop. Zijn nagels waren zwart.
“Wij houden niet van dat soort.”
Er viel een stilte. Hij nieste. Emile irriteerde zich, bewoog agressief tegen iets dat hij niet kon veranderen. Elke persoon die in zijn territorium kwam en teveel ruimte in beslag nam, moest plaatsmaken. Ik wachtte tot hij vertrok. Tien minuten later liep hij weg, hij hield de envelop tegen zijn lichaam. De hond was er vandaag niet bij.
Ik begreep later dat die dokter met zijn nicht was getrouwd, waardoor Emile zich speciale rechten toe-eigende om invloed uit te oefenen op de reputatie van de dokter. Was die dokter wel de vader van Merdek? Ik durfde het niet te vragen. Sinds het laatste bezoek bleef Emile weg.
Ik werd nieuwsgierig naar het verleden van Emile. Deze man die veel te zwaar was en de geschiedenis van het verhaal dat ik probeerde te begrijpen beheerste. Ik hoorde dat zijn leven niet eenvoudig was. Hij had ooit een baan bij de gemeente, aanzien en een familie. Ik begreep ook dat hij Merdek niet accepteerde en dat hij de houding van haar moeder bespottelijk had gevonden. Haar moeder was hoofd van de lagere school en had na de geboorte van Merdek besloten haar baan op te zeggen om voor haar te zorgen.

Een paar weken later begon het te dooien. Toen al het ijswater was opgedroogd en de bomen nieuwe bladeren kregen, realiseerde ik me dat mijn werk meer tijd kostte dan ik had verwacht. Ik pakte de tas met papieren, ordende de stapels en begon te lezen. Ik las tot middernacht en maakte een opzet voor de tekst. Toen ik verzandde in mijn onderwerp schoof ik de papieren opzij. Ik had alles al een paar keer weggelegd. Ik dacht dat het op het laatste moment het snelste zou gaan, maar dat was niet zo.

De volgende dag in de middag liep er een groep schoolkinderen naar het weiland aan het einde van de weg. De school gebruikte het veld één keer per week voor sportlessen. Een rivier, die in de zomer bijna droog stond, liep dwars door het gebied. Er lagen stenen op de bodem van de rivier, waarvan er sommige boven het water uit staken. De kinderen stonden langs het water en gooiden stenen en takken in het water om een brug te maken. Een paar minuten later was iedereen weer weg. Er lag geen goud, geen geld en geen eeuwige wijsheid op de bodem van de rivier. Maar dat wisten de mensen nog niet toen Merdek verdween.
Merdek woonde drie maanden bij haar familie in het dorp. Haar moeder kwam elk weekeinde langs om met haar een wandelingen te maken in de omgeving. Over die droge rivier was Merdek dus weggelopen en niet meer teruggekomen, omdat ook zij niet wist hoe het verder moest met haar moeder, die niet meer bij haar woonde. De familie van haar moeder waren verzorgers. Goed bedoelde verzorgers. Dat was het laatste feit wat ik over haar hoorde. Waar ze daarna had gewoond was onbekend.
Nu werd het nog ingewikkelder voor Nazra, werken voor een weggelopen dochter in een stad ver van haar oude woonplaats? Eerst nam ze vrij om Merdek te zoeken. De politie zocht, haar zuster zocht, maar niemand kon haar vinden. Een week later moest ze terug naar haar werk. Haar zuster gaf niet op en liep in de middagen en de nachten met een lamp door de bossen. Nazra kwam wanneer ze vrij was en kocht een hond, die moest helpen Merdek te vinden. Maar de hond vond niks en bleef eindeloos langs de rivier dwalen. Ze reisde naar de boerderijen in de buurt, maar het meisje bleef weg. Ze miste haar, want Merdek was goed gezelschap.
Er werd me verteld dat Merdek goed kon overleven en alleen gelukkig was. Ze moest dagen hebben gelopen totdat ze een plek had gevonden waar ze werd binnengelaten en kon overnachten. De mensen probeerden te weten te komen waar ze vandaan kwam. Toen er geen reactie kwam op de oproepen van de familie Orbek en geen mens hielp om uit te leggen waar ze vandaan kwam, gaven ze haar een vaste slaapkamer, nieuwe kleren en hielden op met zoeken. Beetje bij beetje nam ze een vaste plaats in in het leven van de twee mensen. Merdek was zonder dat ze het wist de grens overgestoken.

Officieel werd ze nooit meer gevonden. Maanden na haar verdwijning kwam haar moeder niet meer in het dorp terug. De zuster had de zoektocht niet meteen opgegeven, maar werd onredelijk, wilde geen medeleven en geen verantwoordelijkheid. Een half jaar later verhuisde ze, vertrok naar vrienden bij de zee, waar ze het gevoel had dat ze opnieuw kon beginnen. Dat was vandaag precies twee jaar geleden. De vader was vijf jaar geleden verdwenen en Merdek was precies vier jaar geleden weggelopen.
Het bleef een open einde tussen de moeder, de dochter en de vader. Drie personen die allen hun eigen verhaal waren begonnen. Ik zat op de bank in de tuin en probeerde in de zon te kijken. De verhaallijn was ontrafeld en ging over in een nieuw begin in een andere context met nieuwe mensen en nieuwe achtergronden. Ik had het leven in een afgesloten dorp meegemaakt, probeerde één van de gebeurtenissen te begrijpen en had gefaald. Het zonlicht verblindde me. Ik had het verhaal in flarden gehoord van verschillende mensen, op verschillende tijden en thuis aan elkaar gepuzzeld. Het ging niet meer om de waarheid. Wat ik hoorde was mooier, lelijker, langer of korter dan wat er werkelijk was gebeurd. De vertelsels waren een weerspiegeling van de levenswijsheid van de mensen.
Ik keek naar Zana, die de vloer in de kamer schoonmaakte en ik begreep dat ze geen andere taal sprak. Ze sprak geen taal. Zana keek me aan, was geïnteresseerd in mij, maar bleef op beleefde afstand. Ik vroeg me af of ze iets wilde weten wat ik haar niet kon vertellen. Ik kon onderscheid in haar klanken maken, maar het was onvoldoende om met haar te kunnen praten. Ze was vriendelijk, een beetje traag, maar altijd opgewekt.
Ik dacht aan de kast aan het einde van de gang en de weeïge lucht en liep erheen. Ik maakte de deur open en ademde door mijn mond. Het rook naar schimmel en het leek of er iemand had gewoond, was ondergedoken of vereenzaamd. Zana kwam de gang in. Ze stapte in de opslagruimte naar binnen en bleef achter de rekken staan. Ze bladerde door de kranten en boeken. Ik liet haar achter in de opslag en ging naar mijn kamer.
Een uur later liep ik weer de gang in en zag dat de deur van de opslag was gesloten. Ik dacht dat ik buiten voetstappen hoorde. Haar jas was weg. Die avond bleef ik in de keuken zitten en maakte het rapport af. De volgende ochtend pakte mijn koffers. Ik kon geen afscheid van Zana nemen en liet een cadeau voor haar achter op de tafel. Emile was onbereikbaar en ik deed de sleutels in een gesloten envelop in zijn brievenbus.

Mijn naam was Alisia. Ik was een indringer, een toeschouwer. Maar voordat het echt een probleem werd en een gevaar voor mezelf, was ik allang vertrokken. Een paar maanden later las ik in de krant dat er in het gebied waar ik had gewoond een oude verdwijning was opgelost. Iemand was op zoek gegaan naar een werkster die zich had opgesloten tussen de achtergebleven spullen van een dokter. In een flits leek het of ik alles doorzag, wie en waar Merdek was, haar vader en de rol van de begrafenisondernemer. Maar toen ik langer nadacht over de hiaten in de geschiedenis en de mensen probeerde te doorgronden, struikelde ik opnieuw.

Ingesneeuwde mensen © Machteld Bierens de Haan

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2014  Machteld Bierens de Haan