Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2007  Lizette van Geene  Beoordeling BSN

Aalscholver - Lizette van Geene

'Wie niet kan zwemmen, doet er goed aan om te leren vliegen.'
(Nathalie, 1986)

'Klop op elke deur die je binnengaat,' vertelde Nathalie haar leerlingen. Ze werkte op een internaat voor doven en slechthorenden.
'En dan?' zei ik, 'wachten tot iemand ze naar binnen roept?'.
'Nee Anne, ik bedoel het symbolisch.' Ze bloosde, 'je bent weer erg bijdehand.'
Het internaat lag beschut in de groene luwte van de Oisterwijkse Bossen, nabij het moerasbos dat in de zomer wolken muggen voortstuwde. Maar dat deerde haar niet. Niet voor niets bracht ze al haar vrije dagen op school door. Ze bestudeerde er de fuut, de aalscholver en het goudhaantje ('Anne, het allerkleinste vogeltje van Europa!'). Ze verzamelde moerashertshooi en belde me twee keer met de verheugende mededeling dat ze een hert zag in de internaattuinen.

Op een mistige ochtend in september ging om half zes de telefoon.
'Ik ben verliefd op David.' Nathalie huilde.
'Maar Nat! Ik ben blij voor je! Waarom moet je huilen?'
'Hij is veel te jong.'
'Jij ondeugende meid, Nat! Je gaat me niet vertellen dat jij zondigt? Toch niet een van je leerlingen?'
Ze verbrak de verbinding. En belde terug om half vijf de volgende ochtend.
'Hij is negentien.'
'Dan mag het.'
'Nee Anne. Ook dan mag het niet.'
Ze had gedronken. Ze liet een boer.
'Ik ga er een eind aan maken.'
'Aan jullie relatie?'
'Juist ja, onze relatie.'
Daarna hoorde ik lange tijd beestachtige geluiden, geschuifel, een diep zuchten – ik begreep dat ze mijn aanwezigheid vergeten was. Het tumult eindigde in een langgerekt huilen. Zoals alleen doofstomme mannen dat kunnen.
'Nat' ik fluisterde in de hoorn 'Nat!'.
'Juist ja' galmde ze plotseling terug, 'ik ga er een eind aan maken.'
En daarna verbrak ze weer de verbinding. Voor mijn raam kraste een kraai, als een zwarte voorbode van de naderende herfst.

Ik sprak haar een week later op de parkeerplaats van het internaat, verscholen achter een blauwgedeukte Ford Taurus. Het regende pijpenstelen en de druppels trokken een spoor over haar lange, witte regenjas. Ze fluisterde en keek gejaagd om zich heen.
'Hij treft me altijd in mijn zwakste momenten. Een week voor mijn periode - dan ben ik berendepressief en denk ik onafgebroken aan seks.'
'Waarom fluisteren we? En waarom staan we hier te blauwbekken?'
'Snap het dan Anne! Als ik betrapt wordt, beland ik in de gevangenis en is hij voor de rest van zijn leven getekend.'
'Zo erg is het echt niet! De gevangenis. Dat mocht je willen – en jij maar boeken schrijven achter de tralies. Niets ervan. Als je betrapt wordt neem jij ontslag en is hij de held van de dag.'
'Wat moet ik doen? Ik weet het echt niet meer.'
Achter ons kwam de school tot leven. Een druk bewegende kluit leerlingen spoelde over het hoge bordes naar buiten, hun voetstappen gedempt door een tapijt van geelrode beukenbladeren. Hun levendige gebaren in schril contrast met de geluidloosheid waarin ze zich voortbewogen.
'Sssht,' fluisterde Nat met haar vinger op haar lippen.
Ik schudde zuchtend mijn hoofd.
'Ze kunnen ons toch niet horen, Nat, ontspan nu even.'
En op hetzelfde moment piepte een donker gezicht om de motorkap van de Ford Taurus.
'Nathalie?' Zijn stem ongeoefend als die van een peuter, zangerig en hoog kringelend vanuit de holte achter zijn neus. Maar de blik in zijn ogen had niets van doen met flesjes melk, luiers en Winnie de Pooh. Ik benijdde haar.

Een kwartier later waadden we door het moerassige struikgewas bij het Middelste Kolkven – op zoek naar paddestoelen voor haar biologieles. Ze liep voor me met gebogen hoofd en vuurrode wangen. Pas toen ze met haar vingers tussen de graspollen graaide zag ik dat ze haar paarse handschoenen droeg.
'Vanwaar de handschoenen?'
Ze mompelde iets onverstaanbaars terwijl ze met haar hand over de bast van een berk wreef.
'Wat?' vroeg ik.
'Eczeem' snauwde ze. Haar adem kwam in wolkjes naar buiten en het grijzige blad van de zilverberken kleurde haar blauwe ogen in een driftig zeegroen. Daarna liep ze sneller dan ik, met grote kwade stappen. Achter een hoge den betrapte ik haar weer op haar knieën, haar natte haren in lange strengen voor het bleke gezicht.
'Wat doe je daar toch?' Ik grinnikte. 'Die paddestoelen, dat geloof ik al lang niet meer. Ben je op zoek naar sporen van je minnaar?'
Ze trok zich aan mijn benen overeind en de blik in haar ogen bracht me aan het wankelen.
'Kijk maar uit Anne, jij kent hier de weg niet, of wel?' Ze stapte weer voor me uit met een stramme rug. Ik zorgde ervoor dat ik haar niet uit het oog verloor. In de donkergrijze lucht boven ons krijste onheilspellend een vogel. Een enorme sigaar dook recht voor ons het zwarte ven in. Hij kwam niet meer boven.
'Aalscholver,' riep Nat en ze verdween tussen de druipende dennenbomen. Ik rende achter haar aan, prikkende takken zwiepten in mijn gezicht. Ik glibberde door stroompjes, hield me nog net staande tegen een gladde, witte berkenstam en belandde uiteindelijk in het drijfnatte riet naast het ven. Ze stond tot aan haar middel in het water.
'Hij is al dood. Te weinig vet onder zijn veren.' ze wenkte me met gebiedende vinger 'En kijk uit, je staat in biesvaren.'
Ik deed een stap naar achteren en slipte over iets glibberigs – 'Wees voorzichtig met dat oeverkruid, en Anne, attentie, veenmostapijt is glad.' Met maaiende armen belandde ik in het koude water.
Rillend woonde ik de begrafenis van haar suïcidale aalscholver bij. Ze begroef hem op het grasveld voor haar kamer. Ik stond op de uitkijk en had opdracht om te gillen bij naderend bezoek- de conciërge had de pest aan haar nadat ze hem betrapte met een verrekijker in de damp van de meisjesdouches.

Een uur later dineerden we in haar appartement. Een hoge kamer met glas-in-lood ramen en lange purperen gordijnen die goed tot hun recht kwamen op de eikenhouten vloer. Het rook er naar hars en boomschors, maar ook naar houtsnippers en zaagsel, alsof ze zojuist een nieuwe vloer gelegd had.
'Welnee,' ze verslikte zich in een gloeiende hap soep en bleef kuchen, wapperend met haar korstige handen.
'Wat doen al die houtkrullen dan onder je bed?' vroeg ik enkele minuten later 'Niets voor jou, zo'n troep!'
'Jezus Anne, je lijkt wel een verhoorder van de Spaanse inquisitie!'. Nadat ik terug kwam van de toilet lagen haar lakens anders zodat het houtafval niet langer zichtbaar was. Ze zat met haar handen voor haar gezicht aan de tafel, haar knokige schouders als hoekige messen naast haar hoofd - en ik merkte plotseling op dat haar blouse niet gestreken was. Dikke ogen van spaghettisaus staarden me aan vanaf de tegels rondom het fornuis. Onder de bank ontdekte ik een vies koffiekopje en een van haar gebloemde slipjes hing over de toilettafel, omstrengeld door een pluk haren en zeepresten. Ik volgde haar verwilderde blik. En daar stond David, onder de antieke lantaarnpaal op het veld. Natuurlijk stak hij een sigaret op toen wij naar hem keken. Als een eenzame filmheld gevangen in een zuil van licht.
'Hij wacht op je.'
'Hij staat daar avond na avond.'
'Net een spin in zijn web,' mompelde ik 'Zal ik de lantaarnpaal maar kapot gooien?'
'Kun je niet een keer serieus zijn? Weet je dat er in Amerika twee leraressen in de gevangenis zitten die betrapt zijn met hun leerling?'. Ze krabde nerveus aan de korsten op haar vingers.
'Dat waren minderjarige jongens. Nat, bedaar. Hij is negentien jaar oud, goed gebouwd – en volwassen, kun je wel zeggen.' Buiten trok David vol zelfvertrouwen zijn trui over zijn hoofd. Daarna rende hij rondjes om het grasveld en we staarden stilzwijgend naar zijn gespierde lichaam.

In de week die volgde teisterde een nazomerse hittegolf Nederland - in Oisterwijk wolkten ontelbare muggen door de statige internaatgangen. De zwoele warmte en ondraaglijke jeuk deden Nat's onverzettelijkheid de das om.
'Hij draagt van die halterhemdjes en zijn lichaam ruikt naar warm hout,' zei ze tijdens onze wekelijkse lunch terwijl ze met bepleisterde vingers haar mes en vork hanteerde 'Ik doe geen oog meer dicht. Gisteren viel ik tijdens het vierde lesuur in slaap.'
'Dus jullie zijn weer samen?'
'Ik ben wel zo vreselijk verliefd.'
Ze ontmoetten elkaar op haar kamer. Nat hield niet van vluggertjes bij het Achterste Kolkven. Een kolonie van aalscholvers weerhield er het mos van groeien en het golvende weiland was een beruchte paarplek voor de dove populatie van het internaat. De bomen rondom het meer waren bekrast met namen van minnende stelletjes.
'Vreselijk,' vond Nat, 'die kleine vandalen.' Maar de penetrante poepgeur van de broedende vogels ('Een hele nederzetting Anne, werkelijk!') was voor haar de hoofdreden om niet toe te geven aan zijn smeekbeden. Ik maakte me meer zorgen om de bloederige pleisters op haar vingertoppen.
'Wat moet ik doen Anne? Ik kan zo niet doorgaan!'

Ze hoefde geen keuze te maken. Ze werd betrapt in haar eigen broedplaats. De wraakzuchtige conciërge klopte niet – hij had zijn eigen sleutel. Het was niet moeilijk om haar te vinden: hij volgde het pad van gekerfde bomen en voorwerpen dat in steeds kleinere cirkels het internaat insloot.
'I love David,' stond er in het schors van de krom gegroeide beuken, op de picknickbanken die het internaat cadeau kreeg van het Ministerie van Onderwijs, op de trapleuning bij het bordes, het grafkruis van haar aalscholver en de voordeur van haar docentenflat. 
'Het meubilair is niet van u,' zei de conciërge 'het is van de school. U mag er niets op schrijven. Of er namen in krassen.' Hij riep de directeur erbij. Die trok zijn neus op toen hij de kamer binnen kwam ('En ik was nog wel van plan om deze week te poetsen,' jammerde Nat – de versnipperde erfenis van haar krassen als versteende vogelpoep onder haar tafelpoten). Hij verbleekte toen hij de naam op het tafelblad las.
Ze werd op staande voet ontslagen.
'Vandalisme,' stond er in de schoolkrant.
Smalletjes zat ze achter haar raam terwijl ik haar spullen inlaadde. Haar druk gesticulerende leerlingen bogen als een zacht fluisterende haag om ons heen – David zat bij het kruis, een wasemende plek in het gordijn van regen.
'Ik wil hier weg,' fluisterde ze en dook omlaag tussen de hoge banken van mijn antieke Deux Chevaux. Zelfs mijn rustieke vering kreeg haar niet boven water.

Aalscholver © Lizette van Geene

Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2007  Lizette van Geene  Beoordeling BSN