Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2008  Kees Brouwer

Een incident - Kees Brouwer

De gangen waren op een enkele zich haastig voortreppende leerling na verlaten. Hier en daar zag hij nog een collega met een veel te zware tas naar het lokaal zeulen, dat hem volgens de roosterwijziging van vandaag was toegewezen.
Waar zich vijf minuten geleden nog een bonte menigte pratende, roepende en duwende scholieren traag op trappen en over gangen had voortbewogen, heerste nu de rust van het graf.
De koffiepauze was voorbij en hij betrapte zich erop dat hij als laatste was weggegaan. De zoemer had het begin van het derde lesuur enige minuten geleden luidruchtig aangekondigd en toch slenterde hij hier als iemand die de weg niet wist.
Waarom hij met tegenzin naar die vierde klas havo toeging, kon hij niet precies zeggen. Die heel langzaam groeiende antipathie tegen juist die klas was er eigenlijk al direct bij aanvang van het nieuwe schooljaar en hij voelde dat het wederzijds was. Ze mochten hem niet en hij wist niet waarom. Hij had ze alleen op woensdag en vrijdag, maar de avonden ervoor was zijn stemming eigenlijk al bedorven.
Het was Elza die dit het eerst in de gaten kreeg. 'Wat ben je stil,' had ze op een avond gezegd, 'je zit maar wat te staren. Als je wat dwars zit, zeg het dan.'
De oorzaak diende zich langzaam maar zeker aan en sinds hij ervan overtuigd was, dat het die havo 4B-klas was, werd zijn tegenzin om daar les te geven met de dag groter.
Hij zag iedere keer weer tegen zijn binnenkomst in de klas op en voelde zich dan als het schooljongetje op de duikplank dat door de badmeester gedwongen wordt in de oneindige diepte te duiken.
Tegenzin en angst voor het onverwachte holden zijn alom geprezen daadkracht met de dag meer uit en bijna onmerkbaar werd de ontstane ruimte gevuld met afkeer.
Terwijl hij de hand al op de klink had maakte hij zich een voorstelling van de situatie in de klas. Ze zouden verspreid staan praten en lachen en hem in het begin niet eens zien staan.
Morrend zouden de boeken en schriften te voorschijn komen en kon er na veel aandringen van zijn kant in groepen gewerkt worden aan de verdieping van een zelf gekozen literaire stroming.
Plotseling openden de liftdeuren tegenover zijn lokaal zich en gaven doorgang aan een in imitatiebont gehuld vrouwtje. Ze had een strijdvaardig zwart knotje haar op het hoofd en wenkte hem gedecideerd naderbij te komen. Hij aarzelde, zijn rechterhand nog steeds op de knop van de deur. Binnen hoorde hij vaag het bekende klassenrumoer.
De vrouw bij de lift werd nu ongeduldig. Haar vuurrode mond bewoog duidelijk, maar de geluiden bereikten hem niet. Als een gehoorzaam kind gaf hij gehoor aan haar signalen.
'Ik heb een afspraak met de directeur over de situatie in die vierde klas,' zei ze met een wat geknepen mondje. 'Kunt u me naar zijn kamer brengen?'
Terwijl ze over de gangen liepen voelde hij dat het wurgkoord van de steeds aanwezige dreiging zich meer en meer om zijn nek spande.
Op de weg terug dwong hij zich enige malen diep door te ademen. Deze vrouw zou zich ongetwijfeld over hem beklagen. Misschien was er al geruime tijd een hetze gaande en had ze zich per ongeluk versproken! Maar wat konden ze hem verwijten! Hij gaf al zo'n twintig jaar goed les, was nooit ziek, corrigeerde werkstukken soms tot diep in de nacht, vergaderde zich suf, volgde braaf de verplichte bijscholingscursus en verliet soms als laatste de school! Dit was toch te gek voor woorden!
Door deze gedachten strijdbaar gemaakt opende hij de klassendeur in een wilde beweging en stortte zich naar binnen.
Het was stil in de klas. Iedereen werkte. Een enkeling keek door zijn onverwachte entree even op, maar verder reageerde niemand. Twee leerlingen stonden in de hoek met de naslagwerken te fluisteren. 'Dit kan een complot zijn,' dacht hij wantrouwend, 'laat ik op mijn hoede zijn.'
Vorige week had hij bijna de hele groep uit de fietsenstalling gejaagd. Dit was een verboden gebied en bovendien rook het hier verdacht. Volgens hem werd er geblowd, maar te bewijzen viel er natuurlijk niets.
'Wegwezen hier,' had hij geschreeuwd, 'eigenlijk moet ik dit bij de directie melden!' Mompelend en met duidelijke tegenzin had de groep zich in beweging gezet, maar toen men hem passeerde had hij duidelijk het woord 'zeikerd' gehoord. Maar ook dit kon hij niet bewijzen.
Achter in de klas viel iets op de grond; een groepje meisjes had erg veel plezier en men keek ook duidelijk in zijn richting.
Er liepen twee leerlingen de deur uit. Er werd weer gelachen, nogal hard en overdreven.
Hij voelde een vreselijke woede in zich opkomen; iets in hem vocht zich naar buiten en stond op het punt de macht over te nemen. Hij zou ze het liefst allemaal doodslaan, de klas uitrennen, zijn ontslagbrief indienen of gaan vissen in een watertje waar libellen als helikopters boven het oppervlak vlogen of zich al balancerend staande hielden op de uiterste punt van een rietstengel. Deze laatste gedachte vertederde hem en hij voelde zich langzaam rustiger worden.
Opeens tikte hij met zijn trouwring hard op het bord.
'Vijf minuten voor het einde van deze les wil ik alle werkstukken op mijn tafel hebben. Later ingeleverd werk wordt niet meer geaccepteerd!' hoorde hij zich luid en streng zeggen.
Er was direct commotie.
Tussen de groepen ontstond een druk verkeer. Drie meisjes verlieten nogal paniekerig de klas. Hij vermoedde wel waar de reis naar toe was, maar hij verkoos nog even in die dromerige stemming te blijven en de beelden van dat viswatertje opnieuw vrij spel te geven.
Aan het einde van de les lagen tot zijn verrassing alle werkstukken op zijn bureau.
Havo 4B verliet stommelend en druk pratend het lokaal waar ze zich een weg baande tussen 
een pact brugklassertjes dat naar binnen wilde. Boven de kinderen uit herkende hij het nogal verhitte gezicht van zijn collega Elsbeth Boeve.
Met twee overvolle plastic zakken gevuld met werkstukken en zijn eigen leren tas verliet hij in wankel evenwicht het lokaal.
In het fietsenhok stond hij tien minuten te prutsen om alles op zijn fiets te binden. Steeds als hij wilde wegrijden begon de last weer te schuiven, maar tenslotte besloot hij het erop te wagen.
Op de rotonde voor het Van der Leyplein begon de ballast onrustbarend naar een kant te hellen. Al fietsend trachtte hij alles weer recht te duwen, maar hij werd gehinderd door de slingerende tas aan zijn stuur.
Er claxonneerde een auto. Toen hij tenslotte bij het fietsertunneltje onder de snelweg kwam en ontspannen de helling afreed, ving hij het geluid op van een band die in een diepe zucht het leven liet. Hoewel hij door de snelheid hevig begon te slingeren lukte het hem toch zonder ongelukken tot stilstand te komen. Uit zijn achterband stak een gemeen stuk glas.
Wandelend naast zijn fiets viel het hem op hoe stil het in de tunnel was. Een stilte die alleen boven zijn hoofd werd verjaagd door het voorbijrazende verkeer.
En toen zag hij ze. Vijf silhouetten, duidelijk afstekend tegen het licht van de tunneluitgang. Ze stonden daar doodstil en de plotselinge dreiging in de lucht maakte dat hij aan alle kanten ging zweten.
Hij kon teruggaan, maar omdat omkeren op dit smalle trottoir met zijn volgeladen fiets onmogelijk was en omdat dit als verdacht kon worden uitgelegd, besloot hij door te lopen.
Ze rookten , keken niet zijn richting uit en stonden daar quasi ongeïnteresseerd.
Tegen de tunnelwand leunden drie scooters.
'Vijf van die jonge jongens,'- hooguit achttien jaar schatte hij ze - 'daar moet ik toch makkelijk langs kunnen lopen,' sprak hij zichzelf moed in.
Voorzichtig tussen hen door laverend leek dit te lukken, maar toen de langste opeens een stapje opzij deed, raakte hij hem met zijn voorwiel.
'Je denkt zeker dat de hele wereld van jou is, slijmbal, het wordt tijd je wat fatsoen bij te brengen,' klonk onmiddellijk het commentaar en terwijl de jongen deze woorden toonloos uitsprak, danste het peukje mee tussen zijn lippen. Bij ieder woord tikte hij hem bovendien ritmisch op zijn borst, vlak onder de kin, waardoor een klein bosje vet haar onverwachts voor zijn ogen viel.
Hij onderdrukte op tijd een angstlach. Tientallen scenario's flitsten in luttele seconden door zijn hoofd, maar boden geen oplossing. Hij was ingesloten en kansloos en het leek hem het beste om maar lijdzaam af te wachten.
Door de tunnel echode het lawaai van een voorbijschietende brommer. Even snel was het weer stil.
Een van het vijftal rukte nu de beide tassen van zijn fiets en leegde ze op de stoep.
'Wat een rotzooi!' werd er door iemand walgend geroepen. 'Daar moet ik even mijn aansteker bij houden!'
Op dat moment werd hun aandacht getrokken door bewegingen aan 't begin van de tunnel. Vaag hoorde hij een fietsbel en snel naderende stemmen, die praatten en lachten.
Een lang lint fietsers slingerde zich luidruchtig in zijn richting.
De vijf knapen waren gestopt met hun activiteiten en wachtten kennelijk tot de rust was weergekeerd.
'Misschien was dit zijn kans,' dacht hij paniekerig, 'misschien kon hij schreeuwen.'
Hij stond echter ingeklemd tussen de vijf en ieder geluid zou verloren gaan.
Opeens volgden de gebeurtenissen elkaar snel op.
Hij hoorde geschreeuw, gepiep van remmen en het geluid van vallende fietsend op stenen.
Geluiden, kleuren en vormen smolten nu ineen en het kostte hem moeite op de been te blijven en helder te denken.
Iemand riep zijn naam. Hoog boven alle lawaai uit hoorde hij de schelle stem van Cindy, het kleinste meisje van H4B: 'Hé stelletje tuig, laat die man met rust!'
En dan Mark. Altijd de rust zelf. Hij stond ineens vlak naast hem. 'Die met dat rooie scootertje weet ik te wonen!' zei hij.
Er was weer die enorme eenheid, die saamhorigheid. Hij had dat nooit begrepen, maar wist dat hij er nu deel van uitmaakte. Het gaf hem een gevoel van geluk.
Met z'n allen keken ze de drie scooters na, waarvan de achterlichten snel kleiner werden.
Marloes en Jasper deden de werkstukken in de tassen.
Aan het eind van de tunnel, waar het wijkpark begon, stapte ieder weer op zijn fiets.
Alleen hij bleef lopen.
Helemaal achteraan fietsten Rick en Ellen.
Vlak voordat het pad naar rechts boog draaiden ze zich om en zwaaiden even.
Het was mooi weer en er hipte een zwarte lijster de struiken in. Hij betrapte zich erop dat hij liep te neuriën.

Een incident © Kees Brouwer

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2008  Kees Brouwer