Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2010  Juliaan Vandorne

Juist op tijd - Juliaan Vandorne

Ik vloek binnensmonds als ik zie dat de temperatuurmeter van mijn bestelauto in het rode gebied komt terwijl de regen met bakken uit de lucht valt. De ruitenwissers kunnen het hemelwater nauwelijks baas en met toegeknepen ogen zoek ik een afrit van de snelweg die me naar mijn bestemming moet brengen. Ik heb een zeer belangrijk vrachtje, dat heeft m’n baas me overduidelijk op mijn hart gedrukt. De kist met spullen moet en zal op tijd bezorgd worden, al zou ik het te voet moeten brengen. Nu mijn auto kuren begint te vertonen lijkt het erop dat het ook zo zal moeten gebeuren. Ik kijk met een vies gezicht naar de hoosbui en stuur bruusk de afrit op die ik plotseling in mijn ooghoek zie verschijnen. Ik trap de koppeling in en laat de wagen freewheelen om de motor te sparen. Een eindje verder kom ik bij een splitsing en intuïtief kies ik de rechtse weg waaraan ik ga twijfelen nadat ik na twee afslagen verder de weg volledig kwijt ben. De regen wordt gelukkig wat minder. Ik zet de ruitenwissers op de normale stand en stuur mijn busje de berm in waar ik rondkijk naar een teken van leven dat evenwel schittert door afwezigheid. Niets en niemand in de omgeving, alleen een druilerige natuur die meer dan triest oogt. De dreiging van verlies van mijn baan als ik deze klus niet op tijd klaar hangt als een tweede donkere bui boven mijn hoofd. Het angstzweet staat in mijn handen en even hoor ik de barse stem van mijn baas in mijn hoofd. De motor voelt blijkbaar mijn innerlijke onrust en geeft er nu helemaal de brui aan. De stilte is beklemmend. Ik spring uit de auto en kijk rond. De regen is overgegaan in een onbestendige miezerige stiefbui waarvan ik uiteindelijk doornat word. Hier wachten heeft waarschijnlijk geen zin, dus doe hij het busje op slot en begin te lopen in de richting waar ik zojuist naar toe reed. Het is geen optie de kist mee te nemen want het gewicht is in verhouding groter dan de omvang. Het schijnen documenten te zijn die naar een of ander ministerie moeten.
De miezerregen heeft zich al verzameld in druppels die over mijn voorhoofd in mijn ogen lopen als ik de moed wil opgeven. Ik loop al een minuut of tien en heb nog niets of niemand gezien. Juist als ik weer om wil draaien zie ik in de verte iets dat op een boerderij lijkt. Ik knijp mijn ogen toe, maar het beeld wordt door de regensluier niet helderder. Ik loop nu wat sneller om dichterbij te komen, zodat ik kan zien of er misschien iemand is die me kan helpen. Omdat ik zoals gewoonlijk geen horloge draag en vergeten ben om te kijken op de klok van de auto, heb ik geen idee hoe laat het is. De kist moet voor vijf uur vanmiddag op de plek van bestemming zijn. Dichterbij gekomen zie ik een aantal mensen lopen en de boerderij blijkt aan de rand van een alleraardigst dorpje te liggen dat zich opvallend stralend aan me openbaart. Een vrouw van middelbare leeftijd is de eerste die binnen mijn stembereik komt en ik spreek haar aan.
‘Kunt u mij vertellen hoe laat het is?, vraag ik.
Ze kijkt op en probeert te glimlachen maar ik zie direct dat ze even van slag is. Ik heb toch niets ongewoons gevraagd? Ze blijft een voor me staan en kijkt hulpvragend rond. Dan ziet ze blijkbaar iemand die haar en misschien ook mij kan helpen en ze wenkt een jonge vrouw die direct naar ons toe komt. Ze heeft haar rossige haren opgestoken en draagt een geruit, vaal en oversized herenoverhemd met een vrij strakke spijkerbroek. Verder loopt ze op blote voeten… vreemd zo in de regen.
Ze glimlacht alsof er een nieuwe klant is gearriveerd in haar regio en ze begroet me met een korte knik. De overmaat van het overhemd kan niet verhullen dat Onze Lieve Heer haar bedeeld heeft met een weelderige boezem die vrijelijk beweegt met haar bewegingen.
‘Goedemiddag,’ zeg ik, ‘kunt ú mij misschien zeggen hoe laat het is?’
Haar glimlach blijft en ze mompelt iets onverstaanbaars tegen de oudere vrouw die met een korte groet afscheid neemt en verder haar pad vervolgt. Zo sta ik aan de rand van een dorp tegenover een mooie jonge, slordig geklede vrouw, in de regen, te vragen hoe laat het is, zonder antwoord te krijgen. Ze kijkt me onderzoekend aan met een niet wijkende glimlach die me onder deze omstandigheden op de zenuwen begint te werken. Ik heb er geen vertrouwen dat zij me kan helpen en ik begin om me heen te kijken. Dan maakt ze een uitnodigend gebaar om met haar mee te komen. Omdat ik niets beters weet te doen volg ik haar in de hoop dat ze me naar iemand brengt die me wel kan helpen. Ik kijk naar de schrale zon die doorbreekt en probeer de tijd te schatten en de ruimte die ik nog heb om mijn baantje als koerier te behouden. Het lukt me niet. Onwillekeurig kijk ik dan maar naar de strakke wiegende heupen die onder haar overhemd uitstekend, schuin voor me uit lopen door een straat met kleine huisjes en grote bomen. Het is een bedrijvig dorp en iedereen lijkt onderweg te zijn naar iets zonder echt haast te hebben. Als we een kleurrijk huis naderen houdt ze in en met dezelfde zwijgzaamheid van de hele wandeling wijst ze me de weg door een openstaande houten poort. Als ik het achtererf van het huis oploop hoor ik iemand neuriën. Een oudere man kijkt op van zijn schilderwerk als we hem naderen.
‘Eh… ik wilde u iets vragen…,’ begin ik en wil mijn aanwezigheid op het erf van de man met een gebaar naar mijn metgezellin verklaren, maar tot m’n verbazing is ze verdwenen. Even ben ik van mijn à propos, maar ik realiseer me snel dat de tijd begint te dringen.
‘Kunt u mij zeggen hoe laat het is en kunt u mij ook helpen met het starten van mijn auto of misschien met het opslepen of als u misschien een soort vervoer voor mij heeft, ik moet namelijk….’
De man staat op en heft zijn hand bezwerend op. Hij komt met een brede glimlach naar me toe en steekt zijn hand uit.
‘Aangenaam,’ zegt hij met een opvallend heldere stem,’…mijn naam is Aquestora, …zo noemt men mij hier althans.’ Hij lijkt plezier te hebben in onze ontmoeting.
‘Kunt u mij alstublieft helpen, ik…’ ga ik verder.
Weer bezweert de man met een gebaar mijn prille betoog.
‘Wat is je naam?’ vraagt de ouderling.
‘O… sorry, mijn naam is Henk… Henk Verbrugge en ik werk als koerier bij…’
‘Luister Henk, luister,’ zegt de oude man gedecideerd. ‘Ik zal je wat vertellen en dan kun jij zelf bepalen of ik je kan helpen.’
Ik vermoed dat de man een lang en saai verhaal zal gaan afsteken over zijn leven in dit dorp en dat is wel het laatste waar ik op zit te wachten. Maar bij nader inzien zie ik geen andere mogelijkheid dan maar even te luisteren. Het is misschien wel de enige weg naar de oplossing van mijn probleem. Hoe laat zou het nou toch zijn. Ook de man draagt geen horloge en rondkijkend zie ik ook geen kerktoren boven de huizen uitsteken.
‘Ga eens zitten,’ zegt de man weer en wijst naar twee oude houten stoelen die schuin naast elkaar idyllisch onder de appelboom staan. Ik kijk naar de grote hoeveelheid rijpe vruchten en ga met een zucht zitten. De man neemt met een soepele beweging plaats en kijkt me aan met een glimlach die in dit dorp het handelsmerk lijkt. Aquestora, gekke naam eigenlijk.
De man heeft ondanks zijn vermeende leeftijd een opvallend gaaf gezicht. Hij schraapt zijn keel en begint.
‘Toen ik een groot aantal zonsondergangen geleden op deze plaats arriveerde, was er nog niets of niemand, alleen de natuur. Er was direct een groot contrast tussen de sfeer van deze omgeving en mijn gemoedstoestand die danig beschadigd was door de streek waar ik vandaan kom. Ik was de sfeer en cultuur van mijn geboortestreek zat omdat de mensen in mijn omgeving elkaar het leven zuur maakten met negatieve energie. Iedereen wilde alles bezitten ten koste van alles en iedereen. Kapotmakerij.’
Hij knijpt zijn helblauwe ogen even toe alsof hij de ellende van toen nu nog moet verwerken. Ik wil met medeleven reageren maar realiseer me dat het vertragend kan werken en ik heb nog wat te doen…
‘Maar…,’ gaat Aquestora verder, ‘… de mooie reine natuur hield me hier, ik heb een kleine hut gebouwd en ben hier gaan wonen. Sindsdien ben ik niet meer van deze plaats weggegaan en spoedig volgden een aantal gelijkgezinden uit mijn dorp. Uiteindelijk werd ik verliefd op een mooie vrouw en stichtte een gezin waar uiteindelijk mijn kleindochter uit voortgekomen is.’
Hij kijkt me aan en wacht. Moet ik hierop te reageren? Ik heb geen idee en blijf zwijgend terug kijken.
‘Je weet wel…’ roept Aquestora, ‘dat meisje dat je hierheen gebracht heeft!’
‘O…’ breng ik schor uit. Natuurlijk … dat slonzig geklede mooie meisje. Ik begin het warm te krijgen van de tevoorschijn gekomen zon, sta op en doe mijn klamme jack uit die nu wel wat zwaar begint te worden.
‘Zo regent het, zo schijnt de zon,’ verklaar ik nodeloos.
‘Hier heeft het niet geregend, ‘ zegt Aquestora kalm.
Ik kijk ongelovig, maar wil niet nodeloos tijd verspillen want ik moet nog…
‘Is ze mooi of niet?’ vraagt de oude man lachend.
‘Ja …,’ zeg ik om er vanaf te zijn, maar kan het ook moeilijk ontkennen. Haar ronde bijna zwarte kersenogen komen me weer voor de geest, evenals haar rondingen.
‘…en toen?’ , vraag ik toch maar.
Het valt me op dat ik zowaar een beetje geïnteresseerd raak in het vervolg van het verhaal. De zon is inderdaad warm.
‘Toen…’ gaat Aquestora verder, ‘… toen… nou ja, dat is alles!’ Hij glimlacht met heel zijn gezicht.
Teleurgesteld sta ik op.
‘Ik ga, ik…’ Ik wil iets zeggen maar het is alsof ik vergeten ben wat. Het is een raar dorp. De zon schijnt, iedereen is relaxed, maar ik mis wat, zonder te weten wat precies. Een lichte verwarring maakt zich van mij meester.
Aquestora staat ook op en legt zijn warme hand op mijn schouder en lacht naar me. Ik voel me verlegen worden. Met iets van een groet onttrek ik me aan dit warme contact en loop weg.
Gedachteloos loop ik verder zonder te weten wat ik ga doen. Ik weet trouwens ook niet goed meer wat ik hier doe en hoe ik hier terecht ben gekomen.
Net voorbij de poort bots ik tegen een vrouwelijke zachtheid onder het oversized mannenoverhemd aan. Ik kijk ik de zwarte kijkers van de kleindochter van Aquestora en besluit terplekke om hier nooit meer weg te gaan…

Juist op tijd © Juliaan Vandorne

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2010  Juliaan Vandorne