Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2018  Juliaan Vandorne

Midden in het leven – Juliaan Vandorne

Ik sta op dit moment ergens in mijn leven. Waar doet er niet zo toe, maar als het wat specifieker moet, dan heb ik het over een punt waar je niet meer echt jong bent, maar ook nog niet echt oud. Vaag? Oké, laten we het ze zeggen, ik draag geen strakke spijkerbroeken meer, maar ook nog geen wapperende ‘nette’ broeken van spijkerstof. Voel je? Ik loop nog niet met felle windjacks van Human Nature die je met korting bij de ANWB koopt, maar ook niet meer in Levi’s 501 die je strak moet trekken door ermee in bad te gaan liggen. Ik bedoel maar.
Ik ben wat moe en besluit even te gaan even zitten op het eerste mijlpaaltje dat ik zie. Er zit een plat bovenvlak op waarschijnlijk zodat mensen die hier langskomen er even op kunnen gaan zitten, zonder het gevoel te krijgen mee te doen aan een kampioenschap paalzitten. Ze zijn er gewoon om op te gaan zitten, die mijlpalen. Voel je?
Door het feit dat ik al een tijdje niet meer regelmatig sport en mijn ledematen wat aan de stijve kant zijn, neem ik plaats met een luid gekreun.
‘Hè, hè…’ verzucht ik om me heen kijkend. Het is me een drukte van jewelste. Alle passerende mensen hebben ogenschijnlijk grote haast. Met verhitte gezichten lopen ze, tegen elkaar opbotsend, in de richting van de broeken van spijkerstof en Human Nature jacks.
Ik buig mijn hoofd en kijk naar de grond. Ik probeer me even af te zonderen van dit nerveuze gedoe.
‘Hé… jij daar… doorlopen…’ roept een strenge stem uit het niets.
Ik kijk op en zie een magere man een opdrijvende beweging maken. Ik herken hem als Vader Tijd. Hij heeft me al vaker achter de vodden gezeten.
‘Ja, ja,’ zeg ik terwijl ik een kalmerende beweging maak met mijn armen.
‘Ik kom zo weer kijken en dan ben je weer onderweg!’ roept hij terwijl zijn aandacht getrokken wordt door anderen die ook niet genoeg doorlopen naar zijn zin.
Ik zie dat hij zijn handen volheeft aan het opjutten van diverse spijbelaars waardoor ik even mijn rust kan nemen. Rust.
Ik kijk in de richting waar ik zojuist vandaan kom en zie een grote groep jongeren met lang haar op hun Puch en Tomos met hoge sturen door de straten scheuren tot grote ergernis van een aantal Human Nature’s die dreigend met hun vuisten zwaaien. De eeuwige generatiekloof.
De jeugd trekt er zich niets van aan en heeft zichtbaar plezier.
Met weemoed kijk naar deze onbevangenheid die ik voor een groot deel onderweg verloren ben.
Zoals ik zoveel van mijn instellingen onderweg ben kwijtgeraakt.
Het wordt hoog tijd dat ik me eens bedenk met welke instelling ik verder wil.
Terwijl ik dit overweeg voel ik de atmosfeer veranderen, het lijkt wel of de tijd taaier wordt. De mensen langs me heen bewegen nog steeds, maar in slow motion.
Het geluid dat ze maken is laag en lang gerekt van toon.
In de verte zie ik een oude man strompelend dichterbij komen. Het lijkt erop alsof hij de tijdsvertraging aan den lijve ondervindt. Ik wil naar hem toelopen maar een onzichtbare barrière houdt me tegen. Een onzichtbaar schild.
De man komt langzamer dichterbij. Als hij voor me staat richt hij zich langzaam op.
Een klap van herkenning slaat me in het gezicht.
‘Pa!’ roep ik verschrikt.
Ondanks dat hij er veel ouder uitziet dan dat hij uiteindelijk is geworden, herken ik hem direct.
Ik wil hem omarmen maar ook hier verhinderen duistere krachten dat.
‘Wat doet ú hier?’ roep ik.
‘Ik kom je wat vertellen,’ spreekt hij met een voor mij onherkenbare stem.
Ik weet even niet hoe ik het heb. Mijn vader is erg jong gestorven aan een vernietigende ziekte en staat nu evenredig ouder geworden voor mijn neus. Het zweet breekt me uit.
‘Iets vertellen?’ vraag ik hees.
Hij haalt moeilijk adem en probeert zich te hervinden. Zijn ogen zijn nog altijd donker, maar van zijn ravenzwarte haar is niet veel meer over. Zijn gezicht is zachter van uitdrukking, minder streng.
Mijn vader was vroeger een voortdurend corrigerend en dirigerende man, nu lijkt hij meer berustend.
‘Ik wil je vertellen dat je geen spijt hoeft te hebben over het verleden. Ik ben… in tegenstelling tot de indruk die misschien hebt gekregen… altijd bijzonder trots op je geweest.’
Als een onzichtbare boom valt een zware stilte tussen ons in. Voorzichtig ga ik met mijn hand naar zijn hem toe en verrassend word ik niet gehinderd in het strelen van zijn zachte gezicht.
Ik heb inderdaad vaak spijt gehad dat we nooit kans zagen om op een goede manier met elkaar te communiceren. Onze ego’s zaten voortdurend in de weg. Toen hij stierf verteerde tegelijk de mogelijkheid om dit gemis ooit nog goed te maken. Het heeft altijd aan me geknaagd.
Hij kijkt me aan en lacht breed. Een lach die ik herken van de schaarse momenten dat hij toegankelijk was, meestal na een paar jenevertjes.
Hij draait zich moeizaam om en loopt langzaam weer weg, nu iets meer rechtop lijkt het.
Ik wil hem roepen maar kan net niet. Iets houdt me tegen. Iets magisch.
Terwijl mijn vader uit mijn zicht verdwijnt voel ik me gek genoeg opgelucht.
Ik realiseer me dat de tijd, zo taai als die is, niet kan worden teruggedraaid.
Nog wat ontdaan draai ik me om en kijk de andere kant in. In de verte zie ik opnieuw een oudere man aankomen. Dichterbij gekomen richt hij zich op en weer slaat een verrassende herkenning in mijn gezicht.
‘Hé!’ roep ik mijn zoon herkennend.
Hij ziet er veel ouder uit dan hij momenteel is, maar zijn knappe James Dean kop blijft er doorheen stralen.
Ik wil hem omhelzen maar word weer tegengewerkt door een onzichtbare kracht.
Hij lacht naar me met een blik van medelijden. Plotseling voel ik allerlei zorg in me opkomen en wil hem waarschuwen voor de valkuilen van het leven. De fouten die ik zo veel en zo vaak in mijn eigen leven heb gemaakt, daar wil ik hem voor behoeden.
‘Wees gerust, pa,’ bromt hij met een verrassend volwassen stemgeluid, ‘ik kom er wel.’
Lachend kust hij zijn hand en stuurt die naar mij.
Dan draait hij beheerst om en loopt met een stoere tred van me vandaan. Ik betrap me erop dat ik zijn handkus probeer te vangen.
Duizelig geworden van deze ervaringen ga ik behoedzaam weer op de mijlpaal zitten.
Ik sluit mijn ogen en probeer mijn gedachten te ordenen. Het lukt niet.
Ik probeer mijn ademhaling naar normaal te regelen waardoor mijn duizeligheid wat zakt.
Wat heb ik nu eigenlijk allemaal gezien? Waar ben ik eigenlijk? Kan ik ineens voor en achteruit in de tijd kijken? En wat wil ik daar dan mee? Ik vraag me af of ik me alles niet heb ingebeeld.
Mijn gedachten dwalen af naar mijn oma die te pas en te onpas riep dat de tijd het wel zou leren.
Wist zij veel. Tijd. Wat is nu helemaal tijd. Is het eigenlijk wel een dimensie?
Of is het uitgevonden door de mens omdat hij niet zonder kan?
Dieren hanteren dat tijdsbesef niet en lijken daardoor een stuk meer onbevangen en daardoor gelukkiger dan wij mensen.
We kunnen blijkbaar niet leven met dingen die we niet kunnen benoemen en plaats kunnen geven.
Vandaar de tijdsaanduiding. Weet Vader Tijd wel wat tijd eigenlijk inhoudt?
Hij zou bijvoorbeeld kunnen zeggen dat wij denken en dieren niet. Nou en?
En wat doen we dan met al dat denken? Een monsterwereld scheppen waarin we elkaar voortdurend het leven zuur maken.
Niet bepaald iets om trots op te zijn. Hoe meer we nadenken, des te lelijker het allemaal wordt.
Ik sta moeizaam op en kijk verbaasd om me heen. Alles is weg. Dat wil zeggen, alles is er weer.
Het is maar net wat je onder “alles” verstaat, maar ik lijk weer terug in de normale wereld.
Allerlei gedachten flitsen door mij hoofd en een grote mate van angst en bezorgdheid maakt zich van me meester. Ik heb het gevoel dat ik naar iets op zoek ben, maar weet niet wat.
Ik voel me eenzaam en angstig en gevoelsmatig ergens bij horen. Ik wil me ergens bij aansluiten.
En toch worstel ik met mijn eigenwaarde die zegt dat ik genoeg aan mezelf heb.
De inwendige onvrede maakt me misselijk.
Plotseling voel ik een sterk bewustzijn opkomen en til mezelf boven mijn gedachten.
Ik voel een warm gevoel binnendringen en rust komt als een prettige waas over me heen.
Mijn ogen worden verblind door de zonnestralen en met verbazing realiseer ik me dat al mijn gedachten verdwenen zijn. Da’s gek, niets denken. Prettig.
De ontmoeting met mijn vader wordt een tweedimensionale gebeurtenis die ik aanvaard zonder oordeel. Ook de ontmoeting met mijn zoon wordt zo. Ik ben verrast door het ontbreken van spijt en angst.
Ik daal af in een diep bewustzijn waar geen plaats is voor hetgeen er niet is.
Op dit niveau lijkt ineens alles wat ik normaal vond in mijn leven tegenstrijdig en meelijwekkend.
Plotseling voel een hand op mijn schouder en draai me met een ruk om.
James Dean in eigen persoon staat naast me en glimlacht zoals alleen hij dat kan.
‘Hey,’ roep ik.
‘Ha die pa,’ bromt hij.
In een stevige knuffel kust hij me hartstochtelijk op mijn wang. Bewust en wel word ik gegrepen door het huidige moment en dat voelt zo goed dat ik het nooit meer wil loslaten
‘Ik hou van je,’fluistert mijn zoon.
‘Ik ook van jou’ lispel ik en realiseer me ineens dat Vader Tijd helemaal niet bestaat …

Midden in het leven – Juliaan Vandorne

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2018  Juliaan Vandorne