Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2008  Inge van der Waag  Beoordeling Klappers

Backpacken - Inge van der Waag

Door haar getreuzel missen ze de bus. Zittend met zijn rug tegen de warme gevel van de souvenirwinkel kijkt hij naar de buschauffeur die de laatste bagage onderin de laadruimte gooit, zich achter het stuurwiel wringt en dan in een rood uitwaaierende stofwolk wegrijdt.
'Kut, hebben we hem gemist?'
Met haar hand boven haar ogen tuurt ze naar de lege parkeerplaats. Haar T-shirt kleeft aan haar lichaam. Op haar rug en onder haar oksels zitten donkere plekken.
'En nu?'
Naast hem schopt haar gymp in het zand. Hij wil haar in zijn armen nemen en wiegen, zeggen dat het niet uitmaakt, dat hij wel iets regelt.
'We nemen een hotel. Hier om de hoek.'
'Echt?'
Hij staat op, spant zijn buikspieren. Nu kan hij niet meer terug.
'Ik heb een creditcard, geen probleem. Zullen we gaan?'
Hij slingert zijn rugzak over zijn schouder en begint te lopen. Het is maar een klein stukje naar het hotel. Gisteren kwam hij er nog langs. Te duur, had hij gedacht. 
'Hoe kom jij aan een creditcard?'
Ze houdt hem nauwelijks bij. Hij hoort haar achter zich zuchten. 
'Gewoon, voor noodgevallen,' zegt hij, 'zoals nu.'
Hij neemt grotere stappen. Kijkt dan over zijn schouder en roept: 'Ik trakteer.'
'Jij liet hem anders weggaan,' zegt ze vinnig.
Er staat een royaal tweepersoonsbed. Aan de muur er tegenover hangt een tv.
'Dat is nog eens een kamer,' zegt hij.
Ze loopt vlak langs hem heen naar binnen. Een zoete vanillegeur zweeft mee. Met een bonk valt haar rugzak naast het bed op de grond. 
'Een eigen badkamer, tof.'
Ze doet het licht aan en inspecteert zichzelf in de spiegel.
'Ik ga douchen.'
Ze heeft nog niets over het bed gezegd. Hij legt beide rugzakken op de lichtblauwe sprei en loopt naar het raam. In de schaduw van een boom zitten een paar Aboriginal vrouwen zwijgend bij elkaar. Hun stoffige voeten steken in gekleurde plastic slippers.
Hij hoort de kraan in de badkamer lopen. Straks zal ze zich warm en ontspannen naast hem uitstrekken op het bed. De gedachte aan haar nog vochtige huid, zo dicht bij die van hem, maakt hem duizelig. Hij steekt zijn neus onder zijn oksel en snuift. Vijf minuten, meer heeft hij niet nodig om het zweet van die dag van zich af te spoelen. Hij gaat in het midden van het matras liggen en staart naar boven. Geen ventilator. Hij staat weer op en schuift het raam een stukje open. De vrouwen zijn verdwenen. Onder de boom liggen een paar lege blikjes.
'Lekkere douche. Beter dan die van het hostel.'
Ze komt binnen in een gestreepte short en een T-shirt. Op haar benen glinsteren fijne, witte haartjes. Snel wendt hij zijn blik af.
'Ik ga ook even douchen.' 
Ze knikt zonder hem aan te kijken.
'Oké, dan ga ik wandelen.' 
Ze vraagt niet of hij mee wil. 
Als ze weg is gaat hij weer op bed liggen. Douchen. En dan? Hij zou zijn mail kunnen checken. Misschien kunnen ze straks samen ergens gaan eten. Alles is mogelijk met een creditcard. Ook uitgaven van niet-noodzakelijke aard. Hij rolt op zijn zij en luistert naar de geluiden op straat. Een groepje jongeren loopt luidruchtig langs; ergens kletteren borden; iemand vloekt; hondengejank.
Hij staat op en loopt de badkamer in. Haar spijkerbroek, T-shirt en een zwart kanten stringetje liggen op de grond. Hij laat zijn onderbroeken nooit slingeren. Zelfs thuis gooit hij ze gelijk in de wasmand. Met afgewend gezicht, want hij wil niet zien wat zijn moeder er in heeft gestopt. Hij pakt het slipje en voelt eraan. Hij zag het eerder vandaag. Iedere keer als ze bukte, wrong het zich als een vleermuis boven de riem van haar heupbroek uit. Hij duwt zijn neus in de stof. De geur van vanille. En iets anders. Hij ruikt nog eens. Suikermaïs met roomboter.
'Gewoon kluiven joh.'
Zijn moeder houdt de kolf met twee handen omhoog en zet er dan haar tanden in. Het vet druipt langs haar kin. Hij houdt niet van geklieder en probeert de korrels met zijn vork van de stam te ritsen. Als hij uitschiet breekt het bord met een scherpe tik doormidden. Glimmend gele knikkers vliegen over tafel.
'Jezus, jij doet ook altijd zo tuttig,' zucht ze.
Hij legt de string terug en neemt snel een douche. Als hij buiten komt is de zon al onder. Toch is het nog steeds erg warm. Hij loopt langs de supermarkt en slaat de hoek om. Op de stoep voor het internetcafé zit een groepje jongens. Hij had het kunnen weten: aan het begin van de avond zijn alle computers bezet. Hij heeft geen zin om te wachten. Dan maar geen mail. De berichten van zijn moeder komen toch op hetzelfde neer: 'Hee stoere zoon, hoe gaat het? Al leuke medereizigers ontmoet? Weet je al waar je straks naar toe gaat?' Niets over thuis, of dat ze hem mist. Hij mist thuis wel. Zijn kamer, zijn tv, de computer. En Tijgertje, die 's avonds met zachte pootjes tegen zijn deur fietst, omdat ze bij hem onder het dekbed wil. Kriebelende haartjes tegen zijn buik; gesnor als ze het kuiltje in zijn hals vindt en vol overgave begint te sabbelen.
Ze zit aan de picknicktafel voor het hostel en rookt een joint met de Duitse jongen, die vannacht nog in het stapelbed boven hem lag. Hij houdt stil voor de vitrine van een touroperator en bespiedt ze tussen de prijslijsten en kleurenfoto's door. Er schuiven meer mensen aan. Geduw en gejoel. De joint gaat walmend rond. Ze staat op en trekt een zak chips uit de automaat bij de ingang. Kauwend slentert ze terug naar de tafel. De Duitse jongen trekt haar op schoot. Ze lacht. Zijn hand op haar heup.
Misschien is het makkelijker als je blowt, hij weet het niet. Met een ruk draait hij zich om en loopt terug. Het is niet erg. Op de hotelkamer is tv. Thuis eet hij ook wel eens in z'n eentje voor de tv.

Backpacken © Inge van der Waag

Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2008  Inge van der Waag  Beoordeling Klappers