Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2007  Hilda Knol

Vuur - Hilda Knol

Ik hoorde een doffe dreun. Het geluid kwam vanuit de woonkamer. Van schrik ging ik rechtop in bed zitten. Met mijn rechterhand tastte ik op het kussen naast mij. De plek was leeg en voelde koud aan.
‘Wes’, riep ik paniekerig. Ik kreeg geen reactie, maar realiseerde me even later, dat hij ook niet kón antwoorden. Hij sliep sinds een paar dagen bij zijn moeder. Ik was alleen thuis en in de woonkamer sloop een inbreker rond. Ik hoorde nu ook voetstappen, die in de richting van de slaapkamerdeur kwamen. In de hoek van de slaapkamer stond een honkbalknuppel. Mijn hersenen dwongen mij op te staan en die te grijpen, maar mijn spieren verkrampten.
 
Vuur! Opeens was de kamer gevuld met het licht van heel veel gasvlammetjes. Tien, twaalf mannen en vrouwen kwamen de slaapkamer binnen met aanstekers in hun handen. Hun gezichten werden gelig verlicht en op de slaapkamermuren verschenen langgerekte schaduwen. Eén van hen speelde op een trompet, een andere roffelde op een trommel. Het gevoel kwam terug in mijn spieren, ik draaide mij naar rechts en keek op de wekkerradio. Het was 3 januari, 00.00 uur en ik wist het weer. De dag van mijn dertigste verjaardag en al die mensen kwamen dat met mij vieren. Na mijn ruzie met Wesley tijdens oudejaarsnacht had ik me voorgenomen mijn verjaardag maar over te slaan. Hij had zich daar niets van aangetrokken.
‘Lang zal zij leven, lang zal zij leven’, met gierende uithalen zongen de inbrekers voor me. Wesley met zijn lage basstem hoorde ik overal boven uit. Ze ploften op het bed en één voor één zoenden ze me.
‘Zo!’, zei een vriend.
Pas toen ontdekte ik dat ik alleen maar een slipje droeg.

‘Taart!’, riep Wesley. ‘Nu moet er taart komen. En rozen! En veel cadeaus!’
Met zijn cowboylaarzen stampte hij over de houten vloer van de woonkamer. De hele stoet vrienden kwam achter hem aan. Vlug sprong ik uit bed en trok mijn instappers en joggingpak aan. De deur naar de woonkamer stond nog op een kier en ik zag dat iedereen druk in de weer was met schoteltjes en gebak. Op de tafel lag een enorme berg pakjes, de kamer hing vol slingers en ballonnen. Dit was het moment. Als ik nu niet wegging, zou ik dat nooit meer doen. Met snelle katachtige bewegingen klom ik door de raamopening en zo kon ik eindelijk ontsnappen. De regen sloeg in mijn gezicht. Ik klappertandde.

Ik kende Wesley. Deze verjaardagsverrassing was onmiskenbaar zijn manier om het weer goed te maken en zijn onvoorwaardelijke liefde te laten zien. Oudejaarsnacht had hij me enorm voor schut gezet door in een donker hoekje van ons stamcafé met Ruth te zoenen. Honderdduizend excuses bood hij me daarna aan: het kwam door de alcohol en Ruth was begonnen. Zwijgend waren we die avond toch nog samen naar huis gegaan. Ook de dag erna zei ik geen woord tegen hem. Wesley praatte wel aan één stuk door. Hij ging letterlijk voor me op de knieën liggen. Huilend en smekend, vroeg hij me bij hem te blijven. Dat het niet zijn intentie was geweest om vreemd te gaan. Dat het allemaal niets voorstelde. Een uit de hand gelopen flirt. Ik zei niets, ik keek hem alleen maar aan. Het was overbodig te zeggen dat hij te ver was gegaan. Hij wist het zelf ook. Meerdere keren hadden we gepraat over onze relatie. Wes zei dan altijd dat hij oud met me wilde worden. Dat ik hem niet mocht verlaten, want dat zou zijn einde betekenen. Hij zou altijd bij me blijven, daar kon ik vergif op innemen.
‘En als je toch eens vreemd gaat?’, vroeg ik toen.
‘Alleen dan mag je me verlaten.’
In één ademteug vervolgde hij:
‘Maar ik ga nooit vreemd, zelfs zoenen met een ander hoef je niet van mij te accepteren.’
Met een luide lach pakte hij me daarna beet en wierp me op het bed. Na zulke gesprekken wilde hij altijd uitgebreid en langdurig met me vrijen, me verwennen. Zijn geduld was eindeloos. Met zijn tong streelde hij elke centimeter van mijn lijf. Net zo lang, totdat ik het uitschreeuwde van genot. Met dure bodylotion wreef hij me in totdat mijn huid tintelde. Zelf verlangde hij daarna niets terug. Nooit eerder had ik dat meegemaakt bij een man. Juist op die zorgzame, vrouwelijke kant van hem was ik verliefd geworden.
‘Ik ben een vrouwenman’, zei hij.
 
Het werd teveel. Al die snoepreisjes, dure parfums, sieraden. Na een jaar of vijf wilde ik het niet meer, de relatie verstikte me. Ik was meer dan verzadigd geraakt. Zijn aanwezigheid irriteerde me. Ik voelde me lichamelijk niet meer tot hem aangetrokken. Wesley daarentegen bleef onvermoeibaar in zijn liefdesgaven. Ik kon niet weigeren en niemand zou me begrijpen als ik hem verliet. Dankbaar moest ik zijn. Wie wilde nou niet zo’n gulle en toegewijde vriend? Voorzichtig probeerde ik er met hem over te praten. Hij zei dat hij me meer ruimte zou geven. Ik kreeg hoop, maar tevergeefs. De volgende dag al lag er een brief op mijn kussen met een uitnodiging voor een reis naar Parijs. Op zijn kosten. Hij schreef erbij dat het niet goed was om elkaar minder te zien. Veel samen praten in een andere omgeving, dat was juist veel beter. En boven op de Eiffeltoren wilde hij me iets heel belangrijks vragen. Het greep me bij de keel, ik wilde niet naar Parijs, ik wilde bij hem weg. Vooral niet meer, toen ik iemand anders ontmoette en opnieuw intens verliefd werd. Koortsachtig zocht ik naar een manier om Wesley te verlaten. Ik wist het. Slechts in één geval zou hij me laten gaan. Ik speelde met vuur en ik kon het niet alleen. Ik had de hulp van mijn nieuwe geliefde nodig.

Onrustig keek ik telkens in mijn achteruitkijkspiegel, alsof ik verwachtte dat Wesley nog achter me aan zou komen. Onze vrienden waren nu bij hem, die konden hem opvangen en ze zouden hem hopelijk tegen kunnen houden om me te gaan zoeken. Een aantal van hen was ook op het oudejaarsfeest geweest en hadden hem zien zoenen met Ruth. Hun afkeurende reacties na afloop van het feest bevestigden me in het plan wat zich toen in mijn hoofd vormde. Ik hoefde alleen nog maar een goed moment af te wachten. Dat moment was vannacht gekomen. Op mijn beurt kon ik hem nu in aanwezigheid van publiek voor schut zetten. Ik moest hem wel zo diep kwetsen, hoe kon ik hem er anders van overtuigen dat je liefde niet kunt kopen, dat hij me niet langer moest achtervolgen? Na tien minuten reed ik de stad uit. Ik zuchtte diep. Op de snelweg was het rustig. Ik zakte wat onderuit op mijn stoel, met één hand stuurde ik de auto, met de andere typte ik blindelings een sms-je.
‘IK KOM, NU’. Op de radio was een programma met muziek uit de jaren zestig. Het lied ‘Fifty ways to leave your lover’, blèrde ik mee, zo hard ik kon. Voor mij was één manier al voldoende.

De banden van de auto maakten een knerpend geluid over het grind van de oprijlaan. Ik parkeerde de auto vlak bij de ingang, pal naast een vuurdoornstruik. Bij de voordeur brandde een licht. Ik kon het naamplaatje lezen: R. van Dalen. Ze had me gehoord, want de deur ging met een zwaai open.
‘Daar ben ik dan’, zei ik.
‘Kom’, zei Ruth en ze trok me mee het huis in. Al op de gang begon ze me uit te kleden. Zelf hoefde ze alleen maar haar badjas van zich af te gooien. Haar bed was nog warm. Ik kroop snel op de plek waar ik al tientallen keren had gelegen. In het geniep, maar dat hoefde nu niet meer. Ik had nu immers een reden om weg te gaan bij Wesley. En om weg te blijven.
‘Gefeliciteerd!’, fluisterde Ruth in mijn oor en ze beet me daarna uitdagend in mijn oorlelletje.
‘Ja, met ons’, antwoordde ik zacht.

Vuur © Hilda Knol

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2007  Hilda Knol