Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2015  Debora Hellinga Beoordeling Alicia

Het Roodborstje – Debora Hellinga

In een rustig tempo vielen de sneeuwvlokjes neer, alsmaar neer een neer. De hele wereld leek bedekt te zijn met een zachte, witte deken en straalde sereniteit uit. Alsof de wereld werd schoongewassen, alsof de mens opnieuw mocht beginnen.
Het bos tegenover Robin’s kamer leek bijna een abstract schilderij, bestaande uit grauwe strepen, witte dekens en slanke reuzen die niks meer doen dan sneeuw vangen in hun kale takken.. Enerzijds saai, anderzijds bijna magisch.
Of misschien leek dat alleen zo omdat Robin zich helemaal niet kon concentreren. Haar studieboek lag open voor haar, maar er waren alweer dertig minuten voorbij gegaan sinds ze het laatste woord had gelezen. Een woord dat ze inmiddels allang weer was vergeten. Erger nog, ze was de hele titel van het boek alweer vergeten. Iets wat toch een kleine ramp was, aangezien ze het hele boek van bijna 700 pagina’s moest kennen voor een hertentamen.

Met een zucht klapte Robin haar boek dicht. Ze nam een hap van haar stroopwafel en besloot om nog maar een kop thee te pakken. Het studentenhuis was stil, bijna eng stil. Haar huisgenootjes waren naar huis voor de feestdagen, dus had Robin het rijk voor zich alleen. Alhoewel, nu de waterkoker het enige geluid was in de keuken, miste Robin ze toch wat.
“Ach ja,” mompelde ze tegen zichzelf en liep de trap weer op. Voor een moment stond ze stil. Op haar bureau lag het boek met de bruine kaft, terwijl in haar raamkozijn een kussentje en een fleeceplaid lagen.
Saai boek, of fleeceplaid.
Studieboek, of internet.
Waarom hield ze zich nog voor de gek, dat boek werd niks meer. En ze had toch nog ruim drie weken voor het hertentamen, dus ze mocht best even studie ontwijkend gedrag vertonen, toch?
Soms vroeg Robin zich oprecht af waar ze het allemaal voor deed. Ze was nu halverwege haar derde studie, maar betwijfelde of dit ook wel helemaal het was. Was er überhaupt een studie die ooit helemaal het was? Deden mensen maar gewoon alsof en lag het helemaal niet aan haar?
Robin had het gevoel alsof ze doelloos rond liep. Alsof er iets mistte, iets groters. Maar goed, dat ontnam haar niet het recht om nu haar huiswerk te ontwijken.

Met die smoes griste Robin haar laptop en ging in haar raamkozijn zitten. Terwijl de laptop aan het opstarten was met een zacht zoemend geluid, vlocht Robin haar bruine haar en kraakte haar nek. Met haar ene hand om het einde van haar vlecht, typte ze met haar andere had haar wachtwoord in. Een kleine druk op de knop liet de tv aangaan en het gelach van een talkshow vulde de kamer. Robin wist dat ze niet zou kijken, maar het geluid was fijn om te horen. Het was een soort opvulling nu er geen drie verschillende liedjes klonken, geen hakken op de vloer klikten en niemand naar de ander schreeuwde of zij ook zin had om pizza te gaan eten. Het voordeel van een meidenhuis is dat er altijd wel iemand is die een reden, of goede smoes, heeft om pizza of ijs of taart te gaan halen.
Bzz, bzzz. Bzz, bzzz. Met een zucht reikte Robin naar haar mobiel en zonder te kijken wie er belde, nam ze op.
“Robin,” zei ze en zette het geluid van de tv wat zachter.
“Jo, met mij!” klonk het vrolijk aan de andere kant van lijn.
“Myrthe!” zei Robin met een zangerige stem. De twee meiden hadden elkaar in het eerste jaar van de opleiding ontmoet en het was meteen dikke mik. Alsof de twee gescheiden waren bij de geboorte en na een dramatische zoektocht elkaar eindelijk weer hadden teruggevonden. Ze maakten er samen nog wel eens grappen over om er een film van te schrijven. Aangezien het niet veel meer dan anderhalf uur drama en hysterie, besloten ze het nog maar even uit te stellen.
“Waar ben je?” vroeg Myrthe. Voor een moment liet Robin de telefoon zakken, ze zuchtte diep en zette de telefoon weer aan haar oor.
“Thuis,” antwoordde ze kort.
“Thuis-thuis,” vroeg Myrthe, “of raamkozijn-thuis?”
“Raamkozijn-thuis,” antwoordde Robin en probeerde kalm te blijven aangezien dit de vierde keer was dat Myrthe dit gesprek aanging. De vierde keer deze week.
“Waarom kom je niet naar mij?” vroeg Myrthe. Robin zette de laptop op de leuning van de stoel die naast het raamkozijn stond.
“Kom op, Myr,” zuchtte Robin, “Laat me nou gewoon.”
“Maar je zit alleen – tijdens de feestdagen!” zei Myrthe, niet begrijpend waarom Robin hier ieder jaar weer opnieuw voor koos. Afgelopen jaren had Myrthe ook al geprobeerd om Robin bij haar te krijgen met de feestdagen. Maar Robin zei altijd af. Sinterklaas, Kerst of Oud en Nieuw, Robin was er niet. Of het nu gevierd werd met Myrthe’s familie, gezamenlijke vrienden of een algemeen feest, Robin was er niet bij.
“Myrthe, luister,” zei Robin, “ik ben heel blij dat jij en je ouders me uitnodigden voor Oud en Nieuw, echt heel erg tof. Maar, ik vind het prima zo en zou nergens anders willen zijn.”
“Waarom?” klonk het na een korte stilte. In de kale boom tegenover Robin’s kamer, daalde een roodborstje neer
“Wat, waarom?”
“Zolang ik je ken, hoor ik je al zeggen dat je wat mist. Dat je avontuur wilt, een groter doel zoekt, één of ander spannende uitdaging wilt. Maar de feestdagen ergens vieren, of überhaupt de feestdagen vieren – ho maar!”
“Het is niets persoonlijks tegen jou, hoor,” Robin probeerde rustig te antwoorden, terwijl het voelde alsof ze een machine was die wederom dezelfde boodschap af moest spelen, “Maar ik wil het niet en doe het dus niet, simpel.”
Een diepe zucht aan de andere kant van de lijn klonk als antwoord, “Fine, wat jij wilt. Maar als er wat is-”
“-ben jij de eerste die ik lastig zal vallen. Beloofd,” zei Robin braaf, wetend wat Myrthe wilde horen.
“Oké,” zei Myrthe, niet gelovend dat Robin zich aan haar woorden zou houden.
“Doe de groetjes aan je ouders,” zei Robin en nam niet eens de moeite om subtiel het gesprek te eindigen, “En we spreken elkaar wel weer. Doei!”
“Oké, take care!” antwoordde Myrthe en Robin hing op. Met een zucht gooide ze haar mobiel op haar stoel. Buiten viel de sneeuw sneller en de wereld die al wit was, kreeg een witte waas over zich heen.
“Hé beestje,” tot haar verbazing zat het roodborstje nog steeds op de tak.
“Tjirp, tjirp,” klonk het luid. Zachtjes tikte Robin tegen het raam.
“Tjirp, tjirp,” zong het roodborstje weer en vloog naar het raam. Tot haar verbazing maakte het vliegende vogeltje oogcontact met haar. Robin knipperde een paar keer met haar ogen en kon niet geloven wat ze zag. De dunne pootjes van het vogeltje stonden stevig voor het raam. De bruine vleugeltjes lagen rustig langs het bolle witte buikje. Het rode borstje stak fel af tegen de witte wereld. De ronde, donkere oogjes keken recht naar Robin, terwijl het vogeltje af en toe zijn hoofd naar links en rechts bewoog. Voor een moment keek het vogeltje naar Robin.
Toen vloog het diertje naar beneden en stond op de straat. Luid tjilpte hij terwijl hij omhoog keek. Verbaasd keek Robin even haar kamer rond, alsof ze op zoek was naar iemand waar het vogeltje tegen sprak. Toen ze weer terug keek, staarde het vogeltje nog steeds terug. Nieuwsgierigheid ontsprong in Robin als een klein vlammetje. Ze beet op haar onderlip, maar wist dat ze haar keuze al had gemaakt. Bovendien kon niemand haar wijsmaken dat studeren leuker was dan een vogeltje volgen.

Zwarte laarzen. Witte jas. Een rode sjaal samen met een zwarte muts en wanten. Robin was helemaal klaar voor de kou toen ze de deur opende. Hoewel de sneeuw sneller viel en met grotere sneeuwvlokken, zat het roodborstje nog steeds midden op de straat. Terwijl Robin de voordeur langzaam dichttrok, hoorde ze de sneeuw onder haar voeten kraken. Voorzichtig deed ze een paar stappen naar voren, om te voorkomen dat het vogeltje erg zou schrikken. Toch vloog het vogeltje omhoog en vloog weg. Maar daalde een paar meter verder op weer neer. Hij draaide zich om en terwijl hij Robin aankeek tjirpte hij een paar keer.
“Dit is nooit echt,” fluisterde Robin, maar streek toch een pluk haar uit haar gezicht en volgde het vogeltje weer. Het vogeltje tjilpte vrolijk en wachtte totdat Robin in de buurt was.
Steeds vloog het weer een paar meter en wachtte op een tak of een struik of op het pad totdat Robin weer bij was. Alsmaar verder en verder het bos in.
Robin was veel te nieuwsgierig en onder de indruk om zich af te vragen wat er nu precies gebeurde, of dit echt mogelijk was of eigenlijk wel echt was. Doordat het vogeltje steeds opnieuw oogcontact maakte wist Robin dat ze moest blijven volgen. Ook al wist ze niet waarom of waarheen. Laat staan hoe het ooit mogelijk was dat een vogeltje oogcontact maakt.

Grote sneeuwvlokken vielen om haar heen terwijl Robin steeds dieper het bos in liep en de geluiden van de stad achter zich liet. Haar hart klopte snel en haar ademhaling was haastig. Ze rende nu bijna achter het vogeltje aan dat maar bleef vliegen. Tegen de tijd dat ze bij het bruggetje over de bevroren rivier aankwam, was ze bijna buiten adem. Eventjes stopte het roodborstje midden op de brug en vloog toen verder. Robin volgde hem, maar toen ze halverwege de brug was, voelde ze een vreemde tinteling door haar hele lichaam gaan. Na de brug stond ze stil. Waar was die vogel heen?
Voor een moment leek het bekende bos haar vreemd te zijn. Robin schudde haar hoofd en wreef haar handen warm. Misschien was ze niet warm genoeg aangekleed en begon de kou naar haar hoofd te stijgen. Onderkoeling was een gevaar waar haar moeder hysterisch over kon doen en waar ze veel te bang voor was geworden, hoewel ze zich nu afvroeg hoe snel onderkoeling plaats kon vinden. Zou het kunnen dat ze nu al onderkoeld ergens lag te dromen, of was dit slechts haar moeders stem die weer veel te overdreven bezig was?

Met een zucht besloot ze om terug te gaan, zich afvragende of ze misschien meer had gezien dan er daadwerkelijk was. Op het moment dat ze zich omdraaide, kon ze haar stad in de verte niet meer zien. Daarentegen stond er een groep mannen op grote paarden. Ze waren gekleed in bruin en rood, tot haar verbazing met zwaarden en al. Robin keek met opgetrokken wenkbrauwen naar de groep en wist niet zeker wat ze ervan moest denken. Werd het bos gebruikt voor LARP?
Twee mannen hielden grote stokken met vlaggen vast. Diep bruine vlaggen, met zwarte lijnen die een vogel afbeeldde, met een fel rode borst. Een van de soldaten, met een fel rood schild, liet zijn paard een paar stapjes naar voren doen en vroeg, “Wie ben je?”
“Robin van der Meer,” antwoordde ze en vroeg zich af waarom er bergen waren achter de mannen te paard, in plaats van de stad waar ze woonde.
“Waar kom je vandaan?” vroeg dezelfde man weer.
“Verderop,” zei Robin vaag, “Wat gaan jullie doen?”
“Wat we gaan doen!” de mannen lachten even onder elkaar, alsof ze de meest stomme vraag had gesteld.
“Wat gaan we doen?” herhaalde de man die met Robin sprak, “Ik ben Tristan van Erichatus, en dit zijn mijn mannen. Wij gaan naar de Grijze Bergen om Pytho, de vuurspuwende draak, te vermoorden.”
“Pytho de vuurspuwende draak?” herhaalde Robin niet-gelovend. Tristan van Erichatus zag verbazing en ongeloof op het gezicht van Robin staan. De dame zag er normaal uit, behalve de vreemde kledij, vond hij, terwijl Robin zich afvroeg of ze misschien in slaap was gevallen. Toch voelde ze de sneeuwvlokken op haar gezicht landen, de wind langs haar haren glijden en de kou aan haar ledematen knagen.
“Hoe ben je hier gekomen?” vroeg Tristan.
“Grappig verhaal,” grinnikte Robin en haar wangen kleurde wat rood, “Ik zat thuis en een roodborstje zat voor m’n raam. En, nou ja, toen ben ik hem gevolgd en nu ben ik opeens hier.”
“Roodborstje, bruin haar, rode wangen, rode sjaal,” somde de kapitein van Tristan fluisterend op. Tristan knikte, het was hem ook opgevallen.
“Ga mee, Robin van der Meer” zei hij daarom, “Ga met ons mee naar de draak.”
“Serieus?” antwoordde ze met één wenkbrauw opgetrokken.
“Waarom niet?” zei hij. Op dat moment was er iets in Robin’s hart wat tot haar sprak. De roep naar avontuur, de schreeuw naar spanning en het verlangen om een verschil te maken kwamen allemaal naar boven.
“Is dat niet enorm gevaarlijk?” vroeg ze voor de zekerheid, hoewel ze betwijfelde of er eigenlijk wel een draak was. Toch klopte haar hart sneller en begon de adrenaline door haar lijf te gieren.
“Niet veel gevaarlijk dan hier wachten,” antwoordde Tristan, “Als je hier blijft, pakt Pytho je uiteindelijk toch.”
“Oké,” zei Robin en knikte. Ze wist niet zeker of ze droomde of wakker was, maar haar hart juichte enthousiast en een brandend vuur in haar binnenste trok haar naar de bergen.
Op dat moment besloot Robin om te blijven. Te blijven en te vechten, zolang en zo hard als ze kon. Wat had ze immers te verliezen?

-
Omgeving Zwolle, donderdagavond
De Hoofdofficier van Justitie van het Landelijk Parket te Rotterdam vraagt uw aandacht voor het volgende:
Nadat er echter enkele dagen radiostilte was geweest rondom de 23-jarige Robin van der Meer, besloot Myrthe Zantinge (24) de politie in te schakelen. Na een zoekactie in het nabijgelegen bos, werd haar lichaam gevonden. Het is nog onduidelijk of er sprake is van moord, zelfmoord of een ongeval.
De politie verwelkomt elke tip of aanwijzing rondom het overlijden van Robin van der Meer.

Het Roodborstje – Debora Hellinga

Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2015  Debora Hellinga  Beoordeling Alicia