Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2007  Clemens van Brunschot

All inclusive - Clemens van Brunschot

Eén

Maurits Kop zat tegenover zijn vrouw. Letterlijk en figuurlijk. Madelinde had laten doorschemeren dat hij volgens haar het boeken van de vakantie zo lang getraineerd had dat er nu vrijwel niets meer beschikbaar was. Het was waar dat hij daar niet mee kon zitten, maar onwaar dat hij het expres had gedaan. Wel beschouwd had hij juist niets gedaan. Hij had alleen maar niet ingestemd met een ‘all inclusive’ vakantie, terwijl zij leek te menen dat hij wel op tijd zou bijdraaien zolang ze niet met een alternatief kwam. Dat was nogal een misrekening van haar. Of het moest zijn dat ze een onafwendbaar onheil zocht om hem achteraf weer ergens de schuld van te kunnen geven. Hij vond het allemaal best zolang het maar geen all inclusive werd.
‘We hadden het toch fijn op Rhodos?’ zei Madelinde.
Zijn probleem daar had zij nooit begrepen. Dat hij gereduceerd werd tot een darm. Dat all inclusive voor hem betekende: hoe er aan de onderkant genoeg uit te krijgen om aan de bovenkant de volgende maaltijd aan te kunnen. Kon het misschien onder beter gaan door er boven iets extra’s in te stoppen, om de druk niet helemaal te laten wegvallen? En hoeveel olijven en hoeveel pruimen per dag vormden eigenlijk het optimum voor de darm om zich te ledigen zonder in spuitpoep te vervallen? Het waren mijmeringen van deze soort die zijn dagen op Rhodos met elkaar verbonden.
‘Ik ben meer dan een darm,’ zei hij.
Madelinde zei niets.
Hij keek naar het kapsel dat steeds minder blond werd boven het blotebillengezicht. Aan de achterkant eindigde het in een kippenkontje. Daarom zat hij ook tegenover haar. Haar benen zagen er door het hockey nog puik uit. Wel was het lang geleden dat hij daar tussen had gelegen.
‘Zo komen we er niet uit,’ zei Madelinde.
Kop schakelde door naar zijn constructieve modus: ‘Bretagne dan? Daar zijn we nog nooit geweest. Kunnen we eindelijk de menhirs bekijken. Machtig interessant!’
‘Ik geloof niet dat ze daar all inclusive vakanties hebben.’
‘Nee dat niet.’ Hij vermeed om spijt in zijn stem te leggen: dat zou al te opzichtig zijn. Aan intelligentie en sociale vaardigheden ontbrak het haar helaas niet.
‘En geen recreatieteam waarschijnlijk,’ voegde zij eraan toe.
‘Voor de kinderen? Daar doen ze toch niet aan mee.’
‘Maar ’s avonds is dat zo gezellig.’
‘Dan doen we toch spelletjes.’ Niet dat hij daar zin in had.
‘Met jou duurt dat vijf minuten. Nee, ik wil een complete vakantie met alles erop en eraan. Daar hoort een goed recreatieteam bij en dat vind je volgens mij alleen bij een all inclusive.’
Hij zag het allemaal weer voor zich. De rijen voor de deuren van het restaurant, omdat iedereen zonodig op zijn eigen plekje wilde zitten. En als je een keer bij Gods gratie tien minuten had weten uit te slapen: meteen weer opsplitsen om meer kans te hebben op een tafeltje binnen twintig minuten of zo. En als je eindelijk een tafeltje had: de zwijnenstal die eerst moest worden opgeruimd voordat je er met een beetje Nederlands fatsoen kon zitten. Je plaatste wat spullen op de stoelen om je plek niet kwijt te raken terwijl je eten haalde. Nou ja, eten? Er was veel, dat wel. Lange rijen metalen bakken met inhoud die soms vaag aan eten deed denken, maar toch voornamelijk een creatieve interpretatie vormde van het etiket dat er ambitieus boven prijkte. Daar stond dan bijvoorbeeld op: ‘Lamp meet balls wiz ouzo and tzatziki’, hetgeen betekende: onze kok is erin geslaagd om alle eventuele smaken te verzuipen in een droeve knoflooksmurrie. Hij had een keer al zijn moed vergaard om er iets van te zeggen. Of er stond: ‘Pig shoulder in retsina’ – iedere poging om die substantie te beschrijven zou strafbaar moeten zijn. Als je dan uiteindelijk voldoende naar binnen had gewerkt of je bestek een moment neerlegde, werd alles ogenblikkelijk weggehaald door een vooruitgeschoven post van het legertje gratis stagiairs van een Tsjechische horecaschool. Uiteindelijk liep je dan naar buiten en wisselde vermoeide blikken van verstandhouding met sommige andere slachtoffers tot wier toestand van versuffing je had weten door te dringen vanuit die van jou. De enige vertroosting was de gratis ouzo in plastic bekertjes op het terras. Naarmate de stagiairs Kop beter leerden kennen, was de inhoud daarvan toegenomen in volume, niet in kwaliteit. Maar het was een belangrijke steun. Toen de bekertjes lekker vol werden, was Madelinde er iets van gaan zeggen tegen het personeel. Toen werd het weer een laagje van anderhalve centimeter.
‘Zo komen we er nooit uit!’ mopperde zij.
‘Nee, we komen er nooit uit.’ Hij staarde nog naar de souvenirs die ze heel hadden weten te houden op de terugreis. Ze zou wel weer haar zin krijgen.
‘Maurits, ben je er wel bij?’
‘Niet helemaal,’ gaf hij toe.
‘Gaat het wel goed met je.’
‘Ja hoor, schat. Wil je nog wat drinken?’
‘Ja, doe maar een sapje.’

Twee

Madelinde Kop zat tegenover de man die haar zijn achternaam geschonken had. Ze maakte zich zorgen over hun relatie. Wat ze ook aan ideetjes lanceerde, alles werd tegenwoordig door hem getorpedeerd. Van seks was allang geen sprake meer. En steeds meer had ze het gevoel dat ze als vreemden tegenover elkaar kwamen te staan. Maurits vond alles burgerlijk, maar ze kreeg er niet goed hoogte van wat hij dan eigenlijk wèl leuk vond tegenwoordig. Onbereikbaar werd hij. Kon het een midlife crisis zijn?
En nu had hij zich niet aan de afspraak gehouden dat hij de geselecteerde vakantie zou boeken. Ze was er zelfs zeker van dat hij gezegd had – een tweetal maanden geleden al – dat hij het had geregeld met het reisbureau. Nu bleek dat er niets van waar was. Maar ze schrok terug voor de ruzie die zou ontstaan als ze hem dit voor de voeten wierp. Hij was ook al erg prikkelbaar en zelfs labiel de laatste tijd.
‘We hadden het best fijn op Rhodos de vorige keer, toch?’ probeerde ze.
Ze zag hem wegkijken, schichtig bijna. Ze had zijn probleem met Rhodos nooit helemaal begrepen.
‘Ik ben meer dan een darm,’ zei hij.
Het waren zijn onstuitbare vreetbuien. Maurits wist zich niet te beheersen als hij afwijkend eten en drinken zag. Dus was tijdens de vakantie zijn hele systeem binnen de kortste tijd verstopt.
Hij begon haar wazig aan te kijken.
‘Waar ben je met je gedachten?’ vroeg ze, maar hij hoorde haar niet. Steeds vaker onbereikbaar …
‘Zo komen we er niet uit,’ zei ze, iets harder nu.
Dat hielp. Maurits zei: ‘Bretagne dan? Daar zijn we nog nooit geweest. Kunnen we eindelijk de menhirs bekijken.’
Nu kreeg ze visioenen van eindeloos geslenter langs dingen die alleen hij leuk vond. En zij maar proberen de zeurende tweeling in het gareel te houden. Ze had toch echt liever iets met een recreatieprogramma.
‘Ik geloof niet dat ze daar all inclusive vakanties hebben,’ zei ze.
‘Nee dat niet.’ Aan het sarcasme in zijn stem hoorde ze dat hij het boeken van een all inclusive inderdaad gesaboteerd had.
Ze hield zich in en zei: ‘En geen recreatieteam waarschijnlijk.’
Hij reageerde geprikkeld: ‘Recreatieteam? Voor onze kinderen? Die doen toch nergens aan mee!’
Alsof hij ze ooit eens positief probeerde te stimuleren! Hij ging altijd meteen in de aanval en maakte de kinderen bang. Wel gingen ze ’s avonds met z’n allen naar het avondprogramma. Dat was tenminste iets. ‘Maar ’s avonds …’ Ze kon haar zin niet afmaken.
‘Dan doen we wel spelletjes!’ zei hij kortaf.
‘Ja, vijf minuten zeker?’ Wat zijn afschuw voor spelletjes betrof kende ze hem door en door. Het was voor haar en de tweeling veiliger om alles verzorgd te hebben. Dan was er tenminste een recreatieteam dat er nog iets van probeerde te bakken. En dan had zij zelf ’s avonds ook nog wat gezelligheid. Hij moest zich maar leren beheersen. Ze voegde eraan toe: ‘Lijkt me niet zo’n goed plan. Laten we toch maar een all inclusive doen.’
Het leek of het woord hem naar een andere werkelijkheid dirigeerde. Ze snapte zijn afschuw voor de all inclusive formule niet helemaal. Was het angst om zich weer te buiten te gaan aan drank en eten? Angst voor zijn eigen gebrek aan zelfbeheersing? Ze zag hem weer aan komen lopen met het ene afgeladen bord na het andere. En maar klagen over de kwaliteit van het eten. Ze zag de kannen vol rode wijn die hij nodig zei te hebben om alle ‘substantie’ weg te spoelen. En als hij dan uiteindelijk van het tafeltje weg waggelde keek hij wazig naar de mensen aan die andere tafeltjes, die medelijden met haar leken te hebben. En dan op het terras het ene bekertje ouzo na het andere gaan innemen. Steeds voller, omdat hij de meisjes onder druk zette met dubbeltongverhalen over het gemis aan kwaliteit dat dan in godsnaam maar met kwantiteit moest worden gecompenseerd. Tot het personeel haar toevertrouwde dat het zo niet langer kon en ze hem op rantsoen gingen zetten.
‘Zo komen we er nooit uit,’ zuchtte ze.
‘Nee, nooit komen we er uit.’
Oef! Hij ging weer op de antiburgerlijke toer. Ze zag zijn blik afdwalen en zei snel: ‘Maurits, ben je er wel bij?’
‘Niet helemaal,’ mompelde hij.
‘Maar gaat het wel goed met je.’
‘Ja hoor, schat.’
Dat klonk niet goed, dus.
Hij zei: ‘Wil je nog wat drinken?’
Zie je wel! Hij vroeg het alleen om nog een whisky te kunnen inschenken.
‘Laten we allebei maar wat vruchtensap nemen,’ zei ze.
Toen hij mopperend opstond, had ze een alternatief bedacht. ‘Korfu misschien dan?’

Drie

Dit jaar moet ik weer stage lopen in het buitenland. Ik probeer wel Rhodos te mijden. Dat komt omdat we vanuit Tsjechië vorig jaar met de hele klas daar in een appartementencomplex zijn neergezet en het nogal moeilijk hebben gehad met een echtpaar uit Nederland. Ik weet wel: dat klinkt heel onprofessioneel, maar dit was – zo heb ik ook van de Griekse leiding begrepen – iets heel uitzonderlijks. Ik wil niet het risico lopen dat die twee besluiten opnieuw naar Rhodos te gaan.
Onder elkaar hebben we toen lange gesprekken gevoerd over het stel. Mijn medestudenten verzonnen bijnamen voor hen. Hij werd wel ‘de darm’ genoemd, ‘Mister Ouzo’ of gewoon ‘Cop’, zoals hij zich voorgesteld had, waarschijnlijk om indruk te maken. Haar noemden we meestal ‘babyface bitch’.
Die man was een darmfetisjist. Hij kwam ons steeds van het werk houden met details over zijn maag-darmstelsel. Omdat de meesten van ons het dan allang bestierven van het lachen, kon ik het weer opknappen. Kon hij niet iets kopen om het probleem gewoon aan te pakken? Mijn manager vond blijkbaar dat er aan onze service geen grenzen mochten zijn. Een luisterend oor, noemde ze dat. Maar ik paste er toch voor om te komen luisteren naar zijn darmen. Hij had toen veel te veel olijfolie op zijn bergen met eten gedaan en dertig olijven als toetje genomen. Om de darmfunctie te stimuleren, zei hij met een serieus gezicht.
In het restaurant drong hij altijd voor en het eten was nooit goed bij hem. Eén keer hebben we de kok moeten kalmeren toen die zich eens nietsvermoedend onder de gasten gemengd had. De darm had tzatziki op de vloer gemorst en deed vervolgens net of hij het expres gedaan had omdat het ‘zelfs niet voor varkens te vreten was’. Nou, hij was al aardig gevorderd. Wij meden zijn tafeltje en stuurden altijd Milan om af te ruimen. Dat was wel lachen, want die trok rustig het bord eten bij hem weg als hij ook maar even het bestek had neergelegd om krachten te verzamelen voor een volgende vreetaanval.
Ze hadden twee kinderen. Het grootste probleem was dat ze daar niet naar omkeken. Van Mister Ouzo verwachtten we niet eens meer dat hij ze aandacht schonk, maar van haar viel het nog wel eens tegen. Het meisje was een keer tijdens de bingo in het zwembad gevallen en iemand anders had haar eruit gehaald. Maar dacht je dat het indruk maakte op die moeder, nou ja: die vrouw? Het jongetje liep op het laatst zelfs met een bekertje ouzo rond, zonder dat wij wisten hoe hij eraan kwam. We vermoedden dat hij het gejat had. Maar toen we erover begonnen bij de vrouw, kregen we de wind van voren en ging ze meteen klagen bij onze manager dat haar kinderen valselijk beschuldigd werden. Ze beweerde dat wij het hem hadden ingeschonken en onze manager was bang dat ze er echt werk van zou maken.
Voor de vader, die hevig dronk – misschien om zijn huwelijksellende te vergeten – hadden we een ‘speciale’ fles ouzo staan, aangelengd met water en soms nog wat anders als iemand heel veel lef had. Daarvan konden we dan wat meer inschenken, in de hoop dat hij nog eens een keer tevreden zou zijn. Toch bleven er klachten over zijn vrouw en hem binnenstromen van andere gasten. Op een gegeven moment hebben we zijn vrouw gezegd dat we op verzoek van de andere gasten minder gingen schenken voor hen allebei. Maar toen was ze alweer ver heen.
Dit jaar wordt het Korfu, denk ik. Dat ligt in ieder geval helemaal aan de andere kant van Griekenland.

All inclusive © Clemens van Brunschot

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2007  Clemens van Brunschot