Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2002  Cas Pieters  Beoordeling BSN

Zomaar een dag - Cas Pieters

Alweer een jaar geleden dat mijn vader overleed. Dus ook alweer een jaar geleden dat ik, met lood in mijn schoenen, naar het huis liep waar ik was opgegroeid. Om me heen speelden kinderen, lachten mensen en deden mensen wat ze gewoon ook zouden doen. Maar vandaag was helemaal niet gewoon! Vandaag was de dag dat ik van mijn vader afscheid moest nemen. Dat wist ik, dat wist mijn familie en dat wist mijn vader. Voor het huis heb ik nog een paar minuten staan kijken. Nu nog kan ik nauwelijks onder woorden brengen wat ik in die paar minuten voelde. Woede, angst, verdriet en blijdschap vochten allemaal om de heerschappij in mijn woelige geest. Even heb ik zelfs gedacht over wegrennen. Gewoon ontkennen wat in dat huis te gebeuren stond. Toch, en misschien klinkt dit raar, hield ik te veel van mijn vader om weg te rennen.

Ik stak de sleutel in het slot en keek goed naar de deur. Nu was het nog de deur naar mijn ouders maar de volgende keer zou die deur alleen naar mijn moeder leiden. Door het raampje van de deur zag ik mijn moeder met rooddoorlopen ogen staan. Ik deed de deur open en viel in haar armen. Samen huilden we. Ja, zelfs ik huilde voor het eerst sinds een hele lange tijd.
Alhoewel ik altijd een hekel had gehad aan huilen, wilde ik op dit moment hier uren staan te huilen. Zolang ik maar niet naar de slaapkamer hoefde waar hij lag te wachten op zijn verlossing. Ik hield mij stil, maakte me klein. Mijn moeder doorbrak de stilte en zei: 'Kom. We gaan naar boven.' Ik volgde haar de trap op.

Mijn moeder ging me voor en opende de deur naar de slaapkamer. Daar lag hij dan. Ruim driehonderd kilo mens aangesloten op allerlei buizen en slangetjes. Ik moest weer denken aan die momenten dat ik bij hem op bezoek was geweest in het ziekenhuis. Die lieve stem die, als mijn moeder de kamer uit was, vroeg: 'Je hebt toch wel de hamburgers meegenomen?' En hoe we toen samen hamburgers aten alsof ons leven er vanaf hing. Het waren de enige momenten waarop ik mijn vader echt gelukkig had gezien. Het waren ook de enige momenten dat mijn vader blij leek met mijn bestaan. Mijn moeder schudde even aan mijn schouder en bracht me weer in de echte wereld. De echte wereld waarin mijn vader gewoon moddervet en met platgedrukte organen in bed lag. Mijn God! Mijn vader kon alleen nog maar liggen.

Broers, zussen, neven en nichten druppelden binnen en gingen rond zijn bed zitten. Ik keek rond en zag dat iedereen die hier zou moeten zijn, ook hier was. De stilte drong tot op in het diepste van mijn ziel door. Geen van ons wist wat te zeggen. Net toen ik, als oudste van de familie, de stilte wilde doorbreken, ging de bel. Mijn moeder ging naar beneden. Geluiden die ik niet kon plaatsen, stemmen die ik nog nooit gehoord had. 'Zou de lijkbezorging te vroeg zijn?' Eindelijk weer een glimlach diep in mij. De deur werd opengegooid en haalde me wederom terug in deze wereld. Deze echte wereld. Een joviale man in koksbuis zette tafels neer. Terwijl de eerste verbazing wegebde, kwamen vier mensen met dozen vol eten binnen. Friet, shoarma, ijs, snoep, kroketten, frikadellen, zalm, paling, haring, alles werd op de tafels gezet. De man in de koksbuis keek even meewarig naar mijn vader en zei: 'We gaan je missen Frank. Je was altijd goed voor de omzet.' Mijn vader zette zijn luchtkapje af en zei: 'Dank je Gaston, ik heb er elke hap van genoten. Zou je me nu alleen willen laten met mijn familie?' Gaston knikte beleefd, verdween en ging gewoon weer verder met zijn werk. Terwijl de deur in het slot viel, pakte mijn vader, liggend op zijn bed, een bord en schepte een onmenselijke hoeveelheid friet, met zo mogelijk nog meer mayonaise op zijn bord. Hij keek ons aan en gebaarde dat wij ook moesten eten. Schoorvoetend liepen we op de tafels af en deden elk voorzichtig een klein beetje eten op borden die plots veel te groot leken.

Mijn vader begon te eten. Nee, hij begon niet te eten, hij begon te schransen en zelfs dat is nog te zacht uitgedrukt. Hij greep met zijn handen naar alles wat eetbaar was en duwde het zo snel mogelijk in zijn mond. Klodders mayonaise en stukken vis vlogen door de kamer. Hij was niet te stoppen. Ik keek ernaar en werd misselijk. Deze man, die kapotgemaakt was door het eten, stopte zich hier helemaal vol. Ik kon hem niet stoppen. Niemand kon hem stoppen. Zelden heb ik me zo machteloos gevoeld. Om niet hoeven zien wat hier gebeurde, keek ik naar mijn bord. Daar lagen nog steeds 23 frietjes op. Ik wist dat het er niet minder zouden worden. Uiteindelijk at mijn vader zich, onder het toeziend oog van alle aanwezigen, door het het merendeel van de dozen heen. Hij leek even gelukkig.

Op die kamer, waar een lucht hing van frituur en verrotte vis, hebben we mijn vader na dit feestmaal verder geholpen. Toen hij eenmaal zijn ogen sloot, heb ik nog een keer naar hem gekeken. Daar lag hij dan. Klodders mayonaise op het dekbed en vis in zijn haar. Ik moest huilen maar besloot dat niet hier te doen. Buiten was daar een betere plaats voor. En buiten, daar was niks veranderd. De mensen lachten, de kinderen speelden en iedereen deed wat hij op een gewone dag ook zou doen

Zomaar een dag © Cas Pieters

Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2002  Cas Pieters  Beoordeling BSN