Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2002  Cas Pieterse  Beoordeling BSN

Beoordeling Zomaar een dag - Cas Pieterse door BSN

Met Gewoon een dag demonstreert Cas Pieterse waar een heel kort verhaal over moet gaan: één situatie, met een grote lading voor de hoofdpersoon. Een ontmoeting, het betreden van een plek waar veel herinneringen aan verbonden zijn, een afscheid. Door te beschrijven wat er concreet gebeurt (gezegd wordt, wat er te zien is) kan de auteur suggereren welke emoties er in het spel zijn; wat dat betreft is er geen wezenlijk verschil met een gedicht.

Schrijver Pieterse heeft twee goede keuzes gemaakt: het onderwerp, dat heel indringend is, en de stijl: zakelijk constaterend, in sobere, meestal enkelvoudige zinnen. Ruim driehonderd kilo mens aangesloten op allerlei buizen en slangetjes(...) Daar lagen nog steeds 23 frietjes op. Ik wist dat het er niet minder zouden worden.

Zo moet het wel. Twee kritische kanttekeningen zou ik willen maken.

In de eerste plaats over de opzet: De eerste zin wijst erop dat de ik-figuur zich in ‘een heden’ bevindt, een jaar na het overlijden van zijn vader. In dat heden moet de herinnering aan het afscheid worden opgeroepen, maar dat heden speelt helemaal geen rol meer en dat is wel vreemd. Concreet: de ik-persoon kan weer voor dat huis staan, of hij kan ergens een bak frieten voor zich hebben staan en zich dan plotseling herinneren dat hij een jaar geleden niet zo’n trek meer had. Dan de flash-back (vaders smulpartij) en dan, in één of twee zinnen, de afronding in het heden: weglopen bij dat huis vandaan, niks meer te zoeken, of het laten staan van de frietjes, tot verbazing van de omstanders.

Het tweede punt is belangrijker: in een kort verhaal is suggestie nog belangrijker dan in proza van grotere omvang. De schrijver moet dus de neiging bedwingen om emoties en verwarring expliciet aan zijn lezers voor te leggen. Dat laatste doet Cas Pieterse eigenlijk ... wel. De ik-persoon begint al mee te delen dat woede, angst, verdriet en blijdschap vechten in zijn woelige geest, nog voor de lezer enig idee heeft van wat er aan de hand is. Dat wat er komt dramatisch gevonden moet worden, wordt hier in feite aan de lezer opgedrongen en dat heeft een averechts effect. Ook met de nadrukkelijke vermelding van het huilen en met een zin als Zelden heb ik me zo machteloos gevoeld (en misselijk, en weer die neiging om te gaan huilen) ontneemt de schrijver zijn lezers de mogelijkheid ook ontroerd te raken. Dat laatste gebeurt wel degelijk als de hele scène het binnenkomen van de cateraars, de vermelding van wat er allemaal uitgestald en de blijmoedigheid waarmee de stervende man op het voedsel aanvalt zakelijk of licht ironisch wordt neergezet. Dat is wat suggestie inhoudt: de schrijver moet het aandurven om de lezer zelf de emotionele lading van de gebeurtenis te laten ontdekken.

Dat wij lezers het ‘erg’ moeten vinden, zit ook in de veroordeling van het gedrag van de vader: hij eet niet, maar hij schranst en daarbij wordt de nadruk gelegd op de onsmakelijkheid van het tafereel, met die mayonaise overal en met de geur van rotte vis. Nu kan de auteur natuurlijk tegenwerpen dat het echt zo heeft plaatsgevonden, maar ook de schrijver van autobiografisch proza kan en moet bewust keuzes maken, vooral in de accenten die hij legt. Niemand verplicht hem om alles zo op te schrijven zoals het ‘echt gebeurd is’, want ook een autobiografisch verhaal is in de eerste plaats fictie. Om met een wijsheid van Gerard Reve te besluiten, gericht tegen de beginnende schrijver die zich aan de autobiografie wil wagen: Waar gebeurd is geen excuus.

Met een paar kleine ingrepen is m.i. van Gewoon een dag een perfect verhaal te maken.
 

November 2002, Hans ter Mors / BSN

Beoordeling Zomaar een dag - Cas Pieterse door BSN

Homepage  Prozawedstrijd  Prozawedstrijd 2002  Cas Pieterse  Beoordeling BSN