Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2016  Annemarie Enters

Een topstuk - Annemarie Enters

Na jaren zag ze Martijn weer. Zijn haar was nu helemaal wit, maar toch maakte hij haar weer van streek.
Ze stonden in de kleine zaal en bekeken de munten. Vader had ze aan het museum geschonken, na de schande. Ze had hem achter zijn rollator lopend begeleid toen hij deze verzameling weggaf.
Martijn de Wilde, numismatisch expert, de grote man tegen wie haar vader zo had opgekeken, leunde over de vitrine en mompelde: ‘Collectie van Haasteren, uniek.’
‘Mijn vader,’ bracht ze er met een kleine hapering in haar stem uit.
Hij draaide zijn hoofd om, keek haar verbaasd aan en streek met zijn hand door zijn haar. Nog viel het kwartje niet. Ze bleef hem aankijken waarop hij zijn ogen samen kneep. ‘Helena’?
Ze knikte en kneep haar lippen samen.
‘De mooiste collectie,’ zei hij en wilde weglopen.
Ze trok hem aan zijn ribfluwelen jasje. ‘Vader is erin geluisd.’
Hij keek verstoort.
‘Nee, echt waar. Ik heb het zelf gezien. Verhoeven... die schurk stak zijn hand vlug onder de glasplaat en wisselde vaders topstuk om. Het was opzet.’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Ach, dat is toch zo lang geleden...’
‘Kan wel zijn, maar vader kreeg vlak na de diskwalificatie een beroerte.’
Martijn kuchte verlegen.
‘Dat niemand hem geloofde… en dat had jij kunnen voorkomen. Je kende zijn collectie immers? Het ging om zijn topstuk.’
‘Maar, had dat dan gezegd,’ klonk het zwakjes.
‘Martijn, je zag mij niet eens staan. Ik zat nog op school. Je vond mij maar een braaf tutje.’
Hij hield zijn hand op.
Ze maakte zich langer en wilde doorgaan.
Martijn pakte haar bij haar arm. ‘Kom, laten we hier geen scene maken. Zullen we naar het museumcafé gaan? De koffie is daar prima.’
Mokkend volgde ze hem. Met een autoritair gebaar hield hij twee vingers op en wees naar de espressomachine.
‘Zwart?’ vroeg hij zonder haar aan te kijken.
Boos staarde ze naar buiten. De herinnering aan vroeger kwam boven. Martijn, knappe vent, op wie ze als jong meisje straal verliefd was geweest. Haar korte huwelijk, het ongeluk van haar man en kind… en nu zat ze met hem achter de koffie.
‘Zeg, is je man destijds niet verongelukt?’
Ze knikte en trok een suikerzakje open. Automatisch roerde ze in haar koffie. ‘Ja, Alex en mijn zoon Jasper…’ Ze keek hem even aan en zag compassie in zijn gezicht.
‘En jij?’
‘Ook… weduwnaar…’
‘Dat wist ik niet,’ zei ze zacht. ‘Lang geleden?’
Hij zuchtte, kuchte en vroeg: ‘Mag ik je voor vanavond uitnodigen om een hapje bij mijn thuis te komen eten? Ik zou toch graag jouw toedracht over die verwisselde munt willen horen.’
‘Goed, hoe laat? Waar?’
‘Ik haal je wel op. Je woont nu toch in het huis van je ouders?’
‘Ja.’
‘Is dat niet veel te groot?’
‘Och, ik ben het gewend. Na vaders beroerte kon mijn moeder het niet meer aan en…’
‘Bewonderenswaardig om je vader te verzorgen. Niet veel mensen kunnen dat opbrengen.’
‘Onzin, als baby hebben ze mij verzorgd. Je kunt ze toch niet laten stikken? Heb jij nog ouders?’
‘Ik? Nee, ik heb ook geen broers, zusjes, ooms of tantes.’
Ze dronken zwijgend hun koffie. Martijn stond op, rekende af en liep met een zwaai weg.
Ze bleef nog even zitten. Vijftig was ze nu. Martijn moest tegen de zeventig lopen. Ze voelde zich even jong. Een etentje…maar niet in een restaurant. Het kon ook een broodje kaas worden. De klok wees vijf uur. Tijd om op te stappen. Zou ze zich oppoetsen? Haar ouders gingen vroeger nooit zomaar bij vrienden uit eten. Vader trok een pak met vest aan en haar moeder een mooie jurk of een chic mantelpak. Ze bekeek haar donkergrijze jeans en Kasjmir trui. Te gewoontjes, maar om een mooie jurk aan te trekken vond ze overdreven.
Langzaam liep ze naar huis. Het begon al donker te worden. Het grind van de oprijlaan knarste. Ze deed het buitenlicht vast aan. Kritisch liep ze door het grote huis, de eetkamer, zitkamer, serre, waar alle meubels van haar ouders stonden. Uit gemak had ze die laten staan. Boven was de studeerkamer van haar vader met een grote ingebouwde kluis voor zijn muntenverzameling. Ze liep langs de kluis, draaide even aan het grote wiel en voelde gerustgesteld dat deze goed dicht zat. Haar oudedagvoorziening… Af en toe had ze enkele munten verkocht. Om het dak te vernieuwen, waren een stel penningen naar de veiling gegaan. Uit piëteit tegenover haar vader had ze de boel gelaten, maar eigenlijk was ze gek om in een mausoleum te blijven wonen. De boel verkopen, een wereldreis maken, nu ze dit nog kon. Ze wilde wel, maar durfde niet. Gek, na de ontmoeting met Martijn, had ze een nieuw soort moed gekregen.
In haar slaapkamer trok ze haar kledingkast open. Met haar hand ging ze langs de nette saaie kleren. Plotseling vloog dit alles haar aan. Ze pakte een knalrode jurk die ze zich had laten aansmeren, maar nooit had gedragen. Ze deed krullers in haar maar en maakte zich op met felrode lippenstift.
‘Zo, klaar voor de strijd,’ zei ze hardop tegen haar spiegelbeeld toen ze haar voeten in schoenen met hoge hakken wurmde.
Beneden schonk zich baldadig een whisky in. Ze plofte op de bank en sloeg haar benen over elkaar.
Net wilde ze het glas bijschenken, toen de bel ging. Door de muziek had ze geen auto gehoord. Ze keek door het smalle getraliede raam naast de voordeur en zag Martijn staan. Weer maakte haar hart een sprongetje.
Ze sloeg een cape om en liep naar buiten. Martijn liep al naar de auto en ging zitten. Ze sprak geen woord tijdens de korte rit.
Huize Bommelstein leek niets veranderd.
Martijn leidde haar naar binnen. ‘Let niet op de rommel.’
Hij hielp haar uit haar jas en knikte goedkeurend. Ze zag bewondering in zijn blik.
‘Ik merkte dat je al aan de drank was. Nog een whisky? Malt? Je zegt het maar.
Ze bekeek de grote kamer van zijn nieuwe flat, een service flat.
‘Woon je hier al lang?’
‘Een jaar. Ik dacht… goede verzorging…’
‘Zie jij jezelf als een oude man?’
Die zat zag ze en even moest ze gniffelen.
Ze ging zitten op een moderne witleren bank. Deze rook nog nieuw, eigenlijk niets voor een man.
'Ik eh... hier zijn een paar hapjes, straks eten we beneden in het restaurant.'
'Van het huis? Is dat te eten?'
Martijn hield haar een schaal voor. Vierkantjes bruinbrood met een plakje zalm, duidelijk eigen productie. Ze pakte een hapje, leunde achterover en sloeg haar mooie slanke benen over elkaar.
Ze zag Martijn onzeker kijken.
Straks kreeg ze vast een saai maaltje, geserveerd in de ouderwetse eetzaal van deze keurige serviceflat op stand.
‘Vooruit Martijn, wat wilde je weten? Moet ik nogmaals zeggen wat ik destijds heb gezien? Daar ging deze dineruitnodiging toch om?’
‘Eh, ja. Nu ik jou zo zie… je ziet er verdomd goed uit, wist je dat?’
‘Is dit een compliment?’
Hij knikte. ‘Met zo iemand als jij zou ik de rest van mijn levensdagen kunnen slijten. We zouden over munten kunnen praten…’
‘Martijn, die rot munten interesseren mij geen biet. Als je denkt mij te kunnen paaien om bij jou in te trekken en jou te verzorgen, dan heb je het mis. Een etentje… puh… laat me niet lachen. Ik had dit toch minstens in een echt restaurant verwacht. Die hapjes waren overigens genoeg. Ik stap maar eens op, want ik heb nog leukere dingen te doen.’
Ze ging staan.
Martijn keek stomverbaasd. ‘Zo zelfstandig, ken ik jou niet.’
‘Martijn, ik ga de munten en het huis verkopen. Bovendien wil ik, nu ik nog fit ben een wereldreis maken.’
Hij pakte haar hand.
‘Bel je even een taxi?’ vroeg ze koel.
‘Nee, ik breng je wel.’
‘Dat is aardig van je.’
Ze keek hem af en toe zijlings aan en vloog bijna tegen hem aan toen hij een scherpe bocht maakte.
‘Je rijdt verkeerd!’
‘Helena, je maakt me in de war. Ik heb dit helemaal verkeerd aangepakt. Kom, we gaan naar Rozenrust, een prima restaurant.’
‘Je meent het.’
Hij hield zijn blik op de weg. Ze zag dat ze Voorschoten al inreden. Zodra de auto stilstond, liep hij snel naar haar kant, opende de deur en hielp haar uitstappen.
Charmant pakte hij haar bij haar arm en steunde haar bij het lopen over de ongelijke tegels.
Binnen straalde een behaaglijk haardvuur warmte uit. Hij leidde haar naar een zitje en vroeg twee glazen champagne.
‘Mag ik hierbij mijn excuses aanbieden voor mijn lompe gedrag?’
‘Ach, Martijn, ik was ook niet erg lief in mijn bewoordingen.’
‘Meen je dat? Ik bedoel dat je de boel wilt verkopen?’
Ze knikte. Schamper ging ze door: ‘Wat moet ik? Al die jaren wegcijferen om dode ouders te behagen? Dat is toch van de gekken? Ik kan die spullen niet meer zien en die munten… ze brengen tegenwoordig nauwelijks meer iets op. Nee, ik heb het echt wel gezien. Als mevrouw braafjes leven, bah, ik ben aan verandering toe en nu kan dat nog.’
‘Moedig van je!’
‘Zeg Martijn, vroeger kwam jij op mij over als man van de wereld, je wilt toch niet beweren dat jij bang bent voor veranderingen?’
‘Hemel Helena, heb jij al die jaren je eigen wil onderdrukt? Als ik je eerder had leren kennen zoals je echt bent…’
‘Wat dan?’ Ze keek hem uitdagend aan.

De ober kwam aanzetten met de menu’s.
‘Kies maar uit wat je wilt Helena.’
Hij bekeek de kaart nauwelijks en zat haar maar aan te staren.

Bij de koffie zei ze: ‘Martijn, dank je wel. Ik heb genoten.’
Zacht zei hij: ‘Ik zou dit vaker willen doen.’
‘Nou, wat let je. Ik denk dat alles binnen een maand geregeld is, dus…’
Hij keek haar aan en wilde iets zeggen.
‘Die munten, Martijn ik meen het. Als jij interesse hebt, zeg het dan. Dat spaart weer veilingkosten.’
‘Meen je dat?’
‘Ja, morgen kan je komen om ze te bekijken.’
Tijdens de terugrit vroeg hij: ‘Kan ik ook nu kijken?’

Hij parkeerde zijn auto voor het grote huis.
Weer snelde hij naar haar kant om het portier voor haar te openen.
In haar vaders studeerkamer deed ze het licht aan. Voor de kluis keek ze hem aan. ‘Omdraaien, want ik moet de code intikken.’
Braaf draaide hij zich om.
‘Zo, kijk nu maar.’
Ze opende de dikke deur en pakte een plateau uit de kluis. Martijn hield zijn adem in.
‘Hier, trek die handschoenen aan, dan mag je ze ook vastpakken.’
Ademloos bewonderde hij de munten. Hij keek haar vragend aan.
‘Nee, dit is alles, de rest heb ik al verkocht. Het dak…’
‘Dit is top, nooit eerder gezien.’
‘Vader heeft dit bedoeld als mijn oudedagvoorziening. Je begrijpt dat hij niet wilde dat ik er alleen maar naar bleef kijken tot ik dood ben.’
‘Een miljoen…’ fluisterde hij.
‘Is dit een bod?’
‘Dat kan ik niet betalen.’
‘Daar geloof ik niets van.’
‘Helena, ik handel niet meer, heus… vroeger…’
‘Geef maar hier.’ Ze pakte het plateau aan. Martijn kon zijn ogen niet van de gouden munten afhouden. Met gefronste wenkbrauwen dacht ze weer aan de grote tentoonstelling.
‘Zeg, Martijn, waar is vaders topstuk eigenlijk gebleven? Kocht jij die munt van die schurk Verhoeven?’
Hij knikte.
‘Heb je die nog? Als dat zo is, wil ik die hebben in ruil voor deze munten.’
‘Maar…’
Ze sloot de kluis. ‘Slaap er maar een nachtje over.’

Martijn liet niets meer van zich horen. De verkoop van het huis was binnen een week rond. Een notariskantoor kocht het pand vanwege de beveiliging en de uitstekende kluis. Meteen boekte ze een wereldreis. Ze wist nog van haar vader welk veilinghuis ze moest hebben voor de muntenverzameling.
Aan boord dacht ze weer aan de veiling in New York. De opbrengst had haar verrast. Het huis had iets minder opgebracht. Met $2 miljoen op de bank, genoot ze al was ze wel alleen.
Aandacht van alleenreizende mannen genoeg, maar er was niemand bij die haar hart sneller deed kloppen.
In Sydney keek ze verbaasd op toen ze werd omgeroepen om van boord te gaan. Even buiten de douane stond een grote taxi waar Martijn uitstapte. Hij keek haar vorsend aan en stak zijn armen naar haar uit. 'Helena, ik wil met jou verder reizen.'
Haar hart maakte weer dat gekke sprongetje.
Plotseling greep hij naar zijn borst en viel op de grond. Ze boog zich over hem heen en maakte meteen zijn das los. ‘Vlug, een arts, ik weet hoe ik dit moet behandelen.’

Nu zit ze naast Martijn in zijn service flat.
‘Lieverd,’ fluistert hij met moeite. Meer kon hij niet zeggen.
Ze staat op en geeft hem een kus. 'Kom, ik geef je wel een arm.'
Ze weet hoe hij die rollator haatte.
Samen lopen ze langzaam naar de lift op weg naar het restaurant.

Een topstuk - Annemarie Enters

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2016  Annemarie Enters