Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2015  Anneke Wasscher

Zijn vriend - Anneke Wasscher

Pim gooit zijn mobiele telefoon op tafel met een gezicht alsof het ding besmet is. “Volgens zijn vrouw gaat het nu erg slecht met Jos,”zegt hij somber. Marlies haalt haar schouders onverschillig op. “Dat wisten we toch al lang.” Pim staat op en begint te ijsberen. “Je schijnt niet te snappen dat Jos nu in een terminaal stadium verkeert. Dat betekent dat hij waarschijnlijk binnenkort zal overlijden. Toevallig gaat het hier wel om mijn vriend.” Hij gaat weer zitten en strijkt nadenkend over zijn snor. “Ik realiseer me opeens dat ik eigenlijk geen geschikte kleding heb om aan te trekken als ik naar zijn begrafenis ga. Je weet hoe Jos altijd hecht aan stijl. Ik denk dat ik vanmiddag naar de stad ga om een kostuum te kopen. Als ik hem straks de laatste eer ga bewijzen, wil ik dat doen in een outfit die past bij zijn levenswijze. Tenslotte is hij een geslaagd zakenman. Er zullen veel mensen bij de begrafenisplechtigheid zijn. Ik wil dan goed voor de dag komen als één van zijn beste vrienden. Zeker omdat ik ook van plan ben een toespraak te houden.”Marlies kijkt hem spottend aan en antwoordt: “Jos zal je er niet meer mee kunnen complimenteren hoor.” Pim kijkt geërgerd. “Jij bent wel weer echt invoelend vanmorgen. Nou ja, je hebt eigenlijk nooit meegeleefd in de tijd van zijn ziekteproces.” “Daarin heb je helemaal gelijk,” antwoordt Marlies. “Maar iemand die een ernstige ziekte heeft, wordt daardoor niet opeens aardig. Ik heb hem altijd een snob gevonden: een vervelende zelfingenomen vent. Mij heeft hij in elk geval nooit zien staan. Bovendien heeft hij jou kennelijk pas de laatste tijd weer nodig. Jarenlang heeft hij nooit iets van zich laten horen, was je te min voor hem.” Ze blaast haar net gelakte vuurrode nagels droog. Pim snuift: “Je bent te oppervlakkig om te snappen dat vriendschap draait om de kwaliteit en niet om de kwantiteit van contacten.” Hij pakt de krant en sluit zich af voor elk mogelijk commentaar.
Als hij ’s avonds thuiskomt, met aan iedere arm een plastic tas van een gerenommeerd modehuis, zegt Marlies sarcastisch: “Volgens mij ben je wel een fors aantal euro’s lichter te oordelen naar je winkelkeuze.” Pim haalt een kostuum uit de ene tas en een lange trenchcoat uit de andere. “Dit geeft me rust,” zegt hij terwijl hij liefkozend over de gladde stof strijkt. “Als ik dit aan de deur van onze slaapkamer hang, raak ik wat gewend aan het idee van zijn dood.” “Gatver,” reageert Marlies, “dan hangt er dus vanaf nu een begrafenisstemming in huis. Wie weet, duurt het nog wel meer dan een maand!” “Je bent echt een ongevoelige trut,” zegt Pim verontwaardigd. Hij pakt zijn spullen en loopt de kamer uit. In de deuropening draait hij zich nog even om. “O ja, ik heb vanmiddag nagedacht. Het wordt tijd dat ik mijn gedachten over Jos op papier zet. Aangezien het gezelschap daar natuurlijk bestaat uit hoogopgeleide mensen, wil ik veel aandacht aan mijn speech besteden.” “Je doet je best maar,”antwoordt Marlies en gaapt verveeld. “Deze maand zijn er veel detectives op de televisie. Ga jij maar lekker met je laptop spelen. Ik vermaak me wel.”
Wanneer Pim de volgende dag terugkomt van zijn werk en aanschuift bij de gedekte tafel, voelt Marlies zijn opwinding meteen. “Wat is er aan de hand?” Pim struikelt haast over zijn woorden. “Ik heb met onze regiomanager Van Zanten vanmorgen een gesprek gehad over Jos.” “Over Jos?” vraagt Marlies verbaasd. “Ja allicht, ik moet aan alles denken. Als het straks gebeurd is met hem , moet ik zeker twee dagen vrij hebben. Het is vierhonderd kilometer rijden. Ik zal een hotel moeten nemen voor de avond ervoor. Als één van de belangrijkste gasten kan ik natuurlijk daar niet op het laatste nippertje aan komen rijden.”Als hij het vlees snijdt, ziet Marlies het zweet parelen op zijn voorhoofd. Ze kan niet nalaten hem cynisch toe te voegen: “Ja, dit wordt wel een heel tijdrovend project.” “Precies en daarom moet ik voldoende vrije dagen op kunnen nemen, ook als de dood komt op een moment dat het ons bedrijf niet schikt. Het kostte me enorm veel moeite om Van Zanten daarvan te overtuigen.” Zijn verontwaardiging reageert hij nu af op de aardappels die hij als een bezetene fijnprakt. Marlies merkt op dat prakken niet hoort wanneer hij straks eventueel ook uitgenodigd is voor het begrafenisdiner. Pim doet er het zwijgen toe totdat Marlies zegt: “smakken mag je daar ook niet.” Met een ruk schuift hij de stoel naar achteren, pakt zijn bord en gaat in de voorkamer zitten. “De geest van Jos huist hier nu al,” verzucht Marlies wanneer ze ’s avonds naar bed gaan. “En hij is nog niet eens gaan hemelen!”
Diezelfde nacht gaat Pim rechtop in bed zitten en maakt Marlies wakker. “In godsnaam, wat is er aan de hand. Brand of zo?” Ze knipt het bedlampje aan en ziet zijn verschrikte gezicht. “Onze vakantie,” is het enige dat Pim uit kan brengen . “Die hebben we toch goed geregeld?” vraagt Marlies. “ Ja, maar stel dat hij net overlijdt als wij op Kreta zitten, hoe moet het dan?” Even is het stil, dan reageert ze laconiek: “Ik denk dat zo’n groot en deftig gezelschap wel in staat is om iemand te begraven zonder dat wij daarbij zijn. Bovendien duurt het nog meer dan zes weken voor we gaan. Dan is het echt allemaal wel voorbij.” Pim houdt het niet langer uit in bed. “Ik ga nu onmiddellijk in onze reispapieren kijken wat de mogelijkheden zijn om te annuleren.” “Dat meen je niet,” zegt Marlies verbijsterd. “Je gaat echt te ver. Dit wordt een obsessie. Ik ga in elk geval pitten.”
Als Marlies ’s morgens beneden komt, zit Pim met de reismap op schoot. Hij kijkt haar wanhopig aan. “Onze verzekering dekt natuurlijk de kosten niet als wij onverwacht naar Nederland moeten als Jos overlijdt. Die keert alleen uit bij een sterfgeval in de familiekring. Bespottelijk eigenlijk! Vrienden zijn toch doorgaans net zo belangrijk.” Marlies zucht diep. “Hé,” zegt ze opeens: “we annuleren natuurlijk niks. Ik neem gewoon Ilse mee. Die zal het geweldig vinden!” Haar ogen stralen zoals ze dat al weken niet meer hebben gedaan. Pim kijkt haar eerst glazig aan. Dan wordt hij razend. “Jij bent mijn vrouw, je hoort naast me te staan bij deze gelegenheid om me te steunen. Het zou volkomen misplaatst zijn wanneer jij vakantie gaat vieren met een vriendin, terwijl ik zo iets moeilijks moet doen als een goede vriend naar het graf brengen.” Hij trilt van woede. “Ik ga me douchen,” zegt ze kil, “om mijn irritaties weg te spoelen.”
De volgende avond vertelt Pim dat alles geregeld is. Ze zijn alleen maar tweehonderd euro aanbetaling schuldig meldt hij trots. Vervolgens laat hij weten dat hij nu ook klaar is met zijn begrafenisspeech, die hij haar graag zou willen voorlezen. Marlies vertikt het om te luisteren. Ze besluit vanaf nu alles te negeren wat maar met Jos en zijn naderend eind te maken heeft. Dat is moeilijker dan ze denkt omdat Pim bezeten lijkt van de aanstaande begrafenis. Hij wil er het liefst elke dag over praten. Contact met Jos is niet meer mogelijk op dit moment. Zijn vrouw heeft duidelijk laten weten dat ze de laatste tijd samen willen doorbrengen: “zonder buitenstaanders”. Op verzoek van Pim heeft ze toegezegd hem als één van de eersten te bellen na het overlijden.
De weken gaan voorbij. Pim raadpleegt allerlei sites over ziektes. Dit om enigszins in te schatten hoe lang het proces nog kan duren. Hij volgt zo veel mogelijk medische forumdiscussies. Beelden die op de ziekte van Jos betrekking hebben, worden uitvergroot op de laptop. Ze leven ieder tijdelijk een eigen leven. Pim oefent elke avond in het voordragen van zijn toespraak als Marlies voor de TV hangt of een boek leest. Het liefst wil hij de speech uit zijn hoofd kennen.
Inmiddels heeft hij bij de plaatselijke bloemenwinkel een glanzende folder opgehaald met afbeeldingen van grafstukken. Als Marlies de enorme grote witte lelies ziet, draait haar maag om. De prijslijst durft ze niet te bekijken. In haar optiek is alles wat aan Jos wordt besteed te veel. Pim heeft een afspraak gemaakt met de bloemist om te informeren welke bloemen het langst houdbaar zijn. Op zijn kladblokje heeft ze diverse teksten zien staan voor op het lint. “Rust zacht mijn allerbeste vriend” en “De laatste groet aan mijn onvergetelijke kameraad.” Ze is opgelucht dat haar naam daar in elk geval niet bij hoeft te staan.
Pas twee maanden later is het zo ver. Als Marlies terugkomt van de sportschool, zit Pim ineengedoken op de bank. Hij ziet er totaal verslagen uit. Op de salontafel ligt een rouwkaart. Ze voelt zich nu toch wat schuldig. Misschien heeft de vriendschap van de twee mannen dieper gezeten dan ze dacht. Ze gaat naast hem zitten en streelt zijn rug. Haar andere hand strekt ze uit naar de kaart.
“Laat liggen,” snauwt hij. Kennelijk is haar gebrek aan medeleven er debet aan dat ze zelfs de kaart niet lezen mag. Ze leunt achterover. Pim vloekt keihard. “De stiekemerd heeft zich in stilte laten begraven in kleine kring. Er staat op de kaart: overleden in het bijzijn van zijn familie en beste vrienden. Terwijl ik me nota bene maandenlang op de hele ceremonie heb voorbereid.” Marlies denkt dat hij eigenlijk had willen zeggen: “heb verheugd”.
Zij kijkt uit het raam omdat ze hem niet wil confronteren met haar tevreden grijns. Een last minute vakantiereisje zit er misschien nog net in. “Nog gecondoleerd met het verlies van je vriend,” zegt ze na een periode van stilzwijgen. Als Pim de rouwkaart driftig in kleine stukken scheurt zegt hij: “Jou kan ik elk geval feliciteren nu.”

Zijn vriend - Anneke Wasscher

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2015  Anneke Wasscher