Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2010  Anneke Wasscher

Klaproos en korenbloem - Anneke Wasscher

Het zonlicht heeft nog net genoeg ruimte om tussen twee gordijnen door te kijken. De decoraties op de hoofdkussens krijgen een beetje kleur. Het kussen aan de rechterkant van het tweepersoonsbed heeft een rode klaproos, op het linker kussen prijkt een blauwe korenbloem.

“Wat is het stil nu ze op vakantie zijn,” zegt Klaproos.
“Ik vind het wel lekker rustig zo, kunnen we eens uitgebreid praten,”  is het lakonieke antwoord van Korenbloem. “Na alle ruzie en ellende van de laatste tijd moet ik zeggen dat ik daar eigenlijk wel een beetje aan toe ben. Bovendien ben ik wat doorgelegen. Er heeft gisteren de hele dag zo’n zware koffer op me gestaan. Zij stouwde hem steeds voller en voller. Blij dat ik er ’s avonds eindelijk van verlost was. Klaproos grinnikt. “Hij heeft mij niet zo zwaar belast, omdat een weekendtas voor een vakantie naar de zon wat hem betreft genoeg ruimte biedt.” “Typisch een man die ’s avonds nog rustig gaat dineren in een verschoten korte broek,”merkt Korenbloem op. “Geen greintje gevoel voor stijl. Dan heb ik haar toch liever. Ik houd van de satijnen mouwen van het pyjamajasje waarmee ze me altijd zo zacht omarmt.” Hij zucht even. “Gelukkig kan ik haar lekkere parfum nog ruiken. Jij zal het moeten doen met zijn zure zweetlucht deze week. Ik hoorde haar mopperen dat ze geen tijd meer had om ons in de was te doen.”

Het is even stil. “Wat denk je,” zegt Klaproos. “Zou het nog goed komen tussen haar en hem?
Ik heb de laatste weken wel heel erg vaak op de bank gelegen. Waardeloos, daar kan ik me nooit even lekker uitstrekken. Bovendien lig ik beneden doorgaans ook nog in het lawaai, omdat hij vaak TV kijkt ‘s nachts. Het ergste is dat hij me vorige week een brandplek cadeau gaf met de achteloosheid van zijn sigaret.” Een zwart gaatje, dat lijkt op een zaadje van Klaproos, is het bewijs. “Wat denk je dat ík te verduren heb gehad,” is de reactie van Korenbloem, “mij heeft ze helemaal natgehuild en haar neus in me gesnoten. Ze heeft zelfs in me gebeten. Dat doet ze altijd wanneer ze boos is en het eigenlijk wel uit wil schreeuwen. Maar ja, bij mij voelt ze zich kennelijk wel het meest zichzelf, durft ze zich te laten gaan. Ik denk dat het grootste probleem is dat ze niet open zijn tegen elkaar.”  “Hun relatie is al net zo sleets als wij zijn,” peinst Klaproos hardop. “Misschien is de stof wel op. Drieëntwintig jaar is tenslotte een hele tijd. Wat vind jij ervan?”

Korenbloem hult zich een tijdje in stilzwijgen. “Heb je iets te verbergen?” vraagt Klaproos geïrriteerd. Ze ziet de blik van Korenbloem afdwalen naar de overvloed van lentebloemen op het dekbedovertrek als hij zegt: “Heb je wel eens goed naar de madeliefjes gekeken en naar de boterbloemen. Ze zijn zo slank, zo strak, zo .....hoe moet ik het zeggen....ze lijken nog zo fris en teer. Daar word ik een beetje weemoedig van.” “Allemachtig nog aan toe, je wilt toch niet zeggen dat je je daardoor van de wijs laat brengen. Ze worden gewoon veel minder intensief gebruikt dan wij. In de zomer liggen ze soms alleen maar naast het bed in de wei, terwijl wij dan door de slapeloosheid van warme nachten volledig verkreukeld zijn.”  De spanning is voelbaar tussen de twee. Allebei staren ze een tijdje naar het plafond.

“OK dan,” zegt Korenbloem. “Ik moet je iets vertellen, waardoor je waarschijnlijk enorm geschokt zult zijn, maar een maand geleden lag ze hier met een andere man.” Klaproos ligt verbijsterd en doodstil. “Je wilt toch niet zeggen dat zij een ander hoofd dan dat van hem op jou heeft laten rusten? Ik kan het haast niet geloven. In deze kamer. Waar was ik dan??” “Waarschijnlijk heeft ze je op dat moment even buiten laten luchten, om die gast niet te bedwelmen met oud zweet.”
Na een kort stilzwijgen vraagt Klaproos: “En, hebben ze het ook gedaan? Je weet wel... Ik bedoel heeft ze zich helemaal laten gaan?” Korenbloem denkt na. “Eerlijk gezegd weet ik dat niet. Zoiets moet je aan het dekbed vragen. Die heeft daar nu eenmaal meer zicht op dan ik. Ze werd wel getroost door die nieuwe, want ze moest steeds weer huilen. Omdat manlief zo veel op zakenreis is, haar zo verwaarloost. En als hij thuis is, gaat de laptop met hem mee naar bed. Ik snap wel dat ze er ook wel weer eens behoefte aan heeft een warm gezicht te voelen. Weet je nog wel dat ze vroeger samen genoeg hadden aan één van ons tweeën? Dan werd de ander gewoon op de grond gegooid. Dat waren nog eens tijden. Soms maakte ik toen ook nog wel eens kennis met andere lichaamsdelen.”  “Maar wel altijd van haar of hem!  In die tijd waren ze eenkennig,” mijmert Klaproos verder.

De zon is verdwenen, de vaalheid van kleuren krijgt de overhand. Korenbloem vraagt zich af of hij het Klaproos wel had moeten vertellen. Kan ze het wel aan op haar leeftijd? De laatste tijd lijkt ze wat overgevoelig. Misschien is ze ook wel wat allergisch voor wasmiddelen. Vanuit zijn ooghoeken ziet hij een scheurtje in haar stengel. Ze ziet er enigszins geknakt uit.
Maar Klaproos hervat het gesprek. Zacht zegt ze: “Weet je, ik moet je eerlijk zeggen dat ook hij een geheim heeft.” “Dat meen je niet!” “Ja absoluut, daarom is ie de laatste tijd ook zo afwezig, letterlijk en figuurlijk. Omdat hij schulden heeft. Twee weken geleden wist ik het opeens heel zeker. Zij was aan het fitnessen en hij wilde vroeg naar bed.” “Met zijn laptop natuurlijk,” zegt Korenbloem schamper. “Inderdaad ja, hij had mij rechtop neergezet en leunde zwaar tegen mij aan. Maar dat gaf mij wel de mogelijkheid om over zijn schouder mee te kijken naar de dramatische koersval van zijn aandelen. Kortom meneer zit finaal in de rode cijfers. Ik heb er niet veel verstand van, maar aan zijn gegrom te horen kan het nog wel eens op een faillissement uitlopen voor het bedrijf. Als er iemand in de problemen zit, is hij het wel.”

Bewegingloos liggen Klaproos en Korenbloem naast elkaar, beiden in gedachten verzonken.  Korenbloem schraapt zijn keel en zegt: “Hadden ze maar eerder met elkaar gepraat, dat zou ze opgelucht hebben.  Ik merk dat het mij in elk geval goed doet dat ik deze ballast van me afgooi. Het is fijn dat ik open kaart tegen je kan spelen, zonder dat je me iets verwijt.” “Hoe zou ik jou nou iets verwijten,” vraagt Klaproos, om teder te vervolgen: “wij zijn toch ook al net zo lang bij elkaar als zij.” Korenbloem slikt even. “Wat denk je, zou deze vakantie hen weer wat dichter bij elkaar brengen? Een weekje samen op reis, dat doen ze toch niet voor niets. De wil is er in elk geval. Bovendien, ze gaan naar het zuiden, daar schijnt de zon vaak. Dat geeft een andere kijk op de dingen.” “Ik mag het hopen,” zucht Klaproos. “Anders zou dat voor ons ook wel eens het einde kunnen betekenen. Tegenwoordig wordt oud beddegoed nog niet eens hergebruikt als poetsdoek.” “Laten we er niet over piekeren. Als wij dit nu ook eens beschouwen als vakantie. Je ziet nu al waar een beetje rust toe leidt. Hoe het onze relatie ten goede komt. We hebben in geen tijden zo fijn en vertrouwelijk met elkaar gepraat.” zegt Korenbloem hoopvol. Toch voelen ze zich ook wat gesloopt door alle emoties.
Nog voordat het maanlicht naar binnenglipt, slapen ze al.

Klaproos en korenbloem © Anneke Wasscher

Homepage  Schrijversweb  Schrijversweb 2010  Anneke Wasscher